Terwijl eerst de corona-epidemie alle aandacht vergde, is ineens de discussie over de toekomst van de Europese Unie weer opgelaaid door het verzoek van Italië om geld uit het Europese Stabiliteitsmechanisme.
Het is vreselijk wat er in Noord-Italië gebeurt. Er is een groot aantal doden en er is gebrek aan bijna alles: aan mensen, materialen en gebouwen. Wanneer dat zou komen door gebrek aan geld, zou ik er onmiddellijk voor zijn daar meer geld heen te sturen. Europese solidariteit is een groot goed. Maar op dit moment is gebrek aan geld niet het probleem in Italië, evenmin als de problemen bij de intensive care in Nederland het gevolg zijn van geldgebrek.
Zowel in Italië als in Nederland zijn er nu te weinig artsen en verpleegkundigen beschikbaar, en de voorraden medicijnen dreigen ook uitgeput te raken. Niet alles is in tijden als deze voor geld te koop. Dit is een harde realiteit waar we nu tegenaan lopen.
Maar zelfs wanneer Italië nu te weinig geld zou hebben, zou de Italiaanse staat het nu gemakkelijk kunnen lenen. Ook Italië krijgt op kortlopende leningen namelijk geld toe, op 3 april was dat 0,08%. Minder dan landen als Duitsland en Nederland kregen, maar toch geen teken dat beleggers echt bang waren hun geld kwijt te raken. Die vertrouwen erop dat als de nood aan de man komt, de ECB zich over de staatsobligaties zal ontfermen.
Dat neemt niet weg dat er een groot financieringstekort af komt op alle landen waar vanwege het coronavirus de economie goeddeels werd stilgelegd – vanwege sociale uitkeringen, steunmaatregelen voor het bedrijfsleven, lagere belastinginkomsten en waarschijnlijk ook hogere zorgkosten. Ik voorzie nog veel gedoe tussen ziekenhuizen en verzekeraars waar de rekening komt te liggen, maar de overheid zal niet kunnen accepteren dat er hetzij ziekenhuizen hetzij verzekeraars failliet gaan. De overheid zal dus hoe dan ook meebetalen.
Daartegenover staat dat de bestedingsmogelijkheden voor de gewone burger tijdelijk sterk zijn afgenomen, omdat veel winkels en alle restaurants gesloten zijn. Veel particulieren (mits zij hun baan of omzet niet al kwijt zijn door de crisis) houden dus geld over – ik merk dat zelf ook – en dat geld zoekt via de bank naar iemand die bereid is het te lenen. Daarom lopen de rentes ook niet op: er is immers nog genoeg geld dat zoekt naar een investering.
Het wordt spannend wanneer de huidige ellende voorbij is en alle zaken weer open zijn: ontstaat er dan een inhaalvraag (we gaan allemaal ons geld extra uitgeven in horeca en winkels), en gaat dat niet tot hogere rente en tot inflatie leiden (omdat ons uitgegeven geld niet meer geïnvesteerd kan worden)? Maar dat is nu van later zorg.
En dat zou het ook voor Italië moeten zijn – maar Italië zoekt toch nu al naar goedkope financieringsmogelijkheden. Dat is op zichzelf ook heel legitiem. Daarbij valt op dat Italië – vergeleken met Duitsland – wel wat meer rente moet betalen (voor tienjarige leningen 1,49 % versus -0,45%) maar historisch gezien zijn dat nog altijd zeer lage percentages. Ook voor Italië.
En toch hoopt Italië op Eurobonds, waarbij leningen door alle eurostaten worden gegarandeerd, en er daarom minder rente hoeft te worden betaald dan Italië nu in haar eentje moet. Bij nader inzien heeft Italië dat blijkbaar liever dan het Europese Stabiliteitsmechanisme, vanwege de voorwaarden die bij dat laatste gesteld worden, zoals de zogenoemde hervormingen, die altijd neerkomen op afbraak van de verzorgingsstaat.
Bij het pleidooi voor Eurobonds beroept men zich op de Europese solidariteit. De partij die dat het hardst roept is de Lega van Salvini. Maar laat uitgerekend die partij nu voortkomen uit de Lega Nord, die wilde dat het noorden van Italië zich onder de naam Padania zou afscheiden van het zuiden, omdat men het daar een zootje vindt. Ik denk dat daarbij teksten gebruikt zijn waarbij die van Jeroen Dijsselbloem en Wopke Hoekstra heel gematigd lijken.
De invoering van eurobonds roept allerlei financiële en bestuurlijke vragen op die goed moeten worden doordacht. Die tijd hebben we ook omdat Italië geen acuut financieringsprobleem heeft.
De eerste vraag is of elk land onbeperkt eurobonds zal kunnen uitgeven om zijn financieringsbehoefte te dekken. Zo ja, dan zou dat betekenen dat Duitsland en Nederland een blanco cheque uitschrijven die het Italië mogelijk maakt onbeperkt geld te lenen, terwijl het risico door andere landen wordt gedragen.
Het lijkt me juridisch al niet waarschijnlijk dat het Duitse Constitutionele Hof daarmee instemt, maar er zal politiek ook geen draagvlak voor zijn bij de bevolking van die andere landen. Bovendien is het economisch zeer riskant omdat er dan geen rem meer op inflatie zit. De geldende normen uit het Stabiliteits- en Groeipact voor overheidstekort en staatsschuld zijn door de coronacrisis duidelijk losgelaten, maar er zijn geen nieuwe.
Dat betekent dat er hoe dan ook beperkingen zullen moeten worden gesteld aan de hoeveelheid eurobonds die elk land kan uitschrijven. Daarmee heeft Italië nog steeds de begeerde pinautomaat niet. En wie stelt die beperkingen vast? Dat zou de Europese Raad kunnen zijn, maar die komt dan terecht in onderhandelingen die nog veel complexer zijn dan die over de begroting van de EU.
Er zal veel druk worden uitgeoefend dat de beperkingen zullen worden vastgesteld door het Europees Parlement op voorstel van de Europese Commissie – waarmee de Commissie eindelijk het karakter van een Europese regering krijgt, en de Europese Unie één land wordt, zij het federaal georganiseerd. Dat is ook wat veel voorstanders van eurobonds willen, sterker nog: zij zien eurobonds als een middel om eindelijk de nagestreefde Europese regering binnen te halen.
Er zijn zeker veel voordelen verbonden aan de omvorming van de Europese Unie tot één land. Europa spreekt dan met één mond op het wereldtoneel en kan één Europees leger inzetten. Europa heeft dan nog maar één zetel in de Verenigde Naties en neemt de zetel in de Veiligheidsraad over van Frankrijk.
Maar er zitten ook veel haken en ogen aan. Wanneer Europa één land is, hebben alle inwoners ook dezelfde sociale rechten; maar dat is moeilijk te realiseren zolang de welvaartsverschillen zo groot zijn. De vraag is bovendien ook hoe de nieuwe Europese staat politiek gaat functioneren.
Zoals ik eerder heb aangegeven zijn tot nu toe de verkiezingen voor de nationale staat eerste-ordeverkiezingen, en die voor het Europees parlement tweede-orde. Dat wil zeggen: we stemmen bij het Europees parlement niet op echte Europees-opererende partijen maar gewoon volgens onze eigen voorkeur van de nationale politiek: VVD of PvdA, D66 of FvD.
Zou dat veranderen? Komen er echte Europese politieke partijen en Europese media? Of blijft ons politieke hart in Den Haag kloppen, al wordt er over ons beslist in Brussel? Dat is toch nog wel even een dingetje.
Het draagvlak voor deze transformatie is ook niet erg groot. Ooit, op 17 december 1952, werden er in Delft en Bolsward proefreferenda georganiseerd over ‘een verenigd Europa onder een Europese overheid en met een democratische vertegenwoordiging te omschrijven in een Europese grondwet’. Het leverde wat we tegenwoordig noemen ‘een Albanese uitslag’ op: in Bolsward stemde 96,6% voor, bij een opkomst van 88,2%, en in Delft 93,1% bij een opkomst van 74,8%.
Maar toen er in 2005 in het hele land over een uitgewerkte Europese grondwet kon worden gestemd, was dat wel anders. Intussen waren europarlementariërs vooral in het nieuws geweest door hun declaraties, bleef het parlement maandelijks verhuizen tussen Brussel en Straatsburg, leidde de interne markt tot allerlei vreemde interventies, en verloren mensen hun gevoel voor prijzen door de invoering van de euro, waardoor ze ook het gevoel hadden duurder uit te zijn.
Er is nog wel steun voor verdere Europese integratie onder hoogopgeleiden. Toen ik mij in 2005 tijdens een diner liet ontvallen dat ik tegen de grondwet ging stemmen, mocht ik blij zijn dat ik nog aan tafel mocht blijven zitten. De voorstanders van verdere integratie verzamelen zich vooral in Brussel, en beschouwen zich daar als een gideonsbende, met diepe minachting voor de tegenstanders. Dat zijn ‘populisten’ waar je je ‘zo weinig mogelijk van moet aantrekken’. Democratie mag een Europese kernwaarde zijn, dat betekent niet dat men voor het Europese project ook een brede politieke legitimatie zoekt.
In plaats daarvan probeert men de Europeanen steeds voor het blok te zetten. De invoering van de euro heeft gemaakt dat onevenwichtigheden binnen de eurozone niet meer kunnen worden geëlimineerd door de- en revaluaties. Daardoor ontstond de eurocrisis, waarin al veel over eurobonds werd gepraat. Met de coronacrisis ziet men een nieuwe kans.
Ik ben er helemaal voor dat men op grond van solidariteit de lasten van de coronacrisis ook solidair verdeelt, bijvoorbeeld door er rekening mee te houden bij de vaststelling van de bijdragen van de landen in de Europese begroting. Maar de bezwaren tegen Europa als één land, die ik samen met Ronald Plasterk in 1992 formuleerde gelden 28 jaar later nog steeds. De financiële situatie van Italië geeft zeker geen aanleiding daar op stel en sprong aan voorbij te gaan.
Foto Pixabay