In de jaren tachtig voerde de gemeente Amsterdam de campagne ‘Amsterdam heeft het’. Als nieuwe, jonge homoseksuele inwoner van de stad was ik het daar volkomen mee eens. Wel dacht ik soms, als ik langs een poster van de campagne fietste – zou er ook een tijd komen dat Amsterdam het niet meer heeft? De laatste jaren denk ik daar vaak aan terug.
De tijd dat Amsterdam het niet meer heeft is voor mij namelijk aangebroken.
Waarom is dat zo? Daar heb ik veel over nagedacht. De stad is immers sterk verbeterd in vergelijking met dertig jaar geleden. De binnenstad en omliggende wijken zijn prachtig opgeknapt, er zijn schitterende nieuwe wijken en gebouwen bijgekomen, we hebben een geweldige nieuwe metrolijn, de musea staan er mooi bij, het culturele aanbod is goed, we zijn populairder dan ooit bij toeristen en we zijn veel rijker dan toen.
Dat zie ik allemaal wel en dat waardeer ik ook. Dat is het dus niet. Maar wat dan wel? Wat maakt me vrijwel elke dag verdrietig en boos als ik door de stad fiets?
Voor mij heeft te maken met een verandering van de sfeer in de stad, een verandering van het sociale klimaat. In de jaren tachtig heerste er in Amsterdam een open avant-gardistische sfeer, noem het een spirit of freedom. Het straatbeeld was religie-neutraal, hip en een beetje brutaal, het was er vrijgevochten op allerlei gebieden, zoals op het gebied van homo-emancipatie. Het was de gay capital en dat had uitstraling naar veel andere sectoren.
In die jaren werd je op straat toegejuicht als je als twee mannen stond te zoenen (tongen bedoel ik hè), ‘zet hem op jongens’ werd je toegeroepen. Nu durf ik niet eens meer hand in hand te lopen met m’n vriend, laat staan te zoenen. Ik mijd bepaalde straten en buurten.
Homo’s worden hun huizen uitgepest (zoals laatst weer de hoofdredacteur van Mokum Magazine), de daders worden niet gestraft, vrouwen worden uitgescholden voor hoer en nagesist, homo’s worden uitgejouwd op weg naar feesten in Amsterdam-West, worden gezien als easy target voor berovingen (zoals het recente geweld tegen de stylist Chiel Harten), travestieten worden geweigerd door taxichauffeurs, galeries halen kunstwerken uit de etalage omdat buurtbewoners de kunst te bloot en aanstootgevend vinden, bushokjes met pro-gay-campagnes worden beklad en vernield, homo’s worden in elkaar geslagen buiten sportscholen die vroeger gay friendly waren, er wordt gedoucht met kleren aan bij sportverenigingen, sauna’s hebben broekjesdagen ingevoerd en ga zo maar door.
Dit kan toch niet waar zijn in de hoofdstad van een van de progressiefste landen ter wereld, waar het allereerste homohuwelijk ter wereld werd gesloten!? De sfeer van vrijzinnigheid heeft in (grote) delen van Amsterdam plaats gemaakt voor een sfeer van intolerantie ten opzichte van vrijheid en vrijzinnigheid.
Het is een beklemmende en verstikkende sfeer van traditionalisme en onverdraagzaamheid, of zoals in het in het Engels zo mooi wordt genoemd: een sfeer van bigotry. Dat maakt dat Amsterdam het voor mij niet meer heeft.
Wat is de achtergrond van deze sfeerverandering, waar komt deze achteruitgang vandaan? Daar heb ik ook veel over nagedacht. In mijn beleving is de belangrijkste verklarende factor de herintrede van religieuze overtuigingen die dwingend uitwerken naar anderen in het openbare leven, en het gebrek aan politieke steun om daar wat tegen te doen.
In onze seculiere rechtsstaat weten we vandaag de dag dat religie een negatieve relatie heeft met vrijheid, emancipatie, economische groei en innovatie. Gelovigen staan bijvoorbeeld, statistisch gezien, veel negatiever tegenover vrouwenemancipatie, homoseksualiteit en de scholing van meisjes dan niet-religieuzen. Dat is niet alleen wereldwijd zo, maar ook in Nederland. We hoeven maar terug te denken aan de verstikkende jaren 50. Niet voor niets hebben we gestreden tegen die dictaten, die we tegen de jaren 80 voorgoed van ons af leken te hebben geworpen.
Toch word ik nu, in tegenstelling tot in de jaren tachtig in de stad, veelvuldig geconfronteerd met orthodox-religieuze symbolen. Ik zie vrouwen met hoofddoeken, in sommige wijken met burka’s, hijabs en sluiers, mannen met djalaba’s en allerlei andere religieuze kledij – ook van andere geloven dan de islam.
Dat maakt mij verdrietig en boos, omdat deze outfits in mijn ogen staan voor een religieuze intolerantie die we in Nederland niet voor niets, door strijd en emancipatie, hebben willen veranderen. Voor mij staan ze voor een samenleving waarin mannen en vrouwen ongelijk zijn; waar homoseksualiteit verboden is; waar vrouwen en kinderen zich, desnoods met geweld, moeten schikken naar de wil van de heteroman. Een samenleving waar het individu er niet toe doet.
Voor mij, iemand die de stad heeft zien veranderen na die vrije jaren 80, voelt deze veelheid van orthodox-religieuze symbolen als een boodschap tegen individuele vrijheid, tegen gelijke rechten voor mannen, vrouwen en kinderen, tegen homoseksualiteit, tegen een liberale democratie – en voor een theocratie met god als enig gezag. In feite voelt het voor mij als één voortdurende herhaling van een Nashville-verklaring in het kwadraat.
Ik wil hiermee niet zeggen dat mensen die deze symbolen dragen wíllen dat ik mij zo voel. Ik weet niet of zij weten hoe dominant en intimiderend het overkomt, bijvoorbeeld op homo’s en op vrouwen die zich hebben ontworsteld aan traditionele religies en culturen. Ik wil alleen beschrijven hoe ik, homo in Amsterdam, mij nu voel op straat.
Wat me nog veel meer stoort, verdrietig en boos maakt is dat politici, óók – en misschien wel vooral – linkse, deze hernieuwde intolerantie de hand boven het hoofd houden.
Als radicale protestanten in de Nashville-verklaring homoseksualiteit veroordelen is de Amsterdamse politiek in rep en roer (gelukkig!). Maar hoe geloofwaardig is dat, als tegelijkertijd aan boerka en sluier erkenning wordt gegeven? Daarmee worden immers impliciet de minstens even ernstige ideeën en het gedrag áchter die reactionaire symbolen gesteund.
Symbolen die ongelijkheid tussen man en vrouw uitdragen, zouden continue bekritiseerd moeten (mogen) worden in een open samenleving, en zeker door progressieve politici. Net zoals ze in de jaren 60 en 70 de uitwassen van het christendom (terecht) bekritiseerden. We weten inmiddels uit talloze onderzoeken dat religie een belangrijke voedingsbodem is voor intolerantie en conservatisme, voor het intimideren en beledigen van vrouwen, homo’s en iedereen die niet het juiste geloof aanhangt (dus ook heteromannen let op, dat jullie niet denken dat het jullie niet aangaat).
We weten uit talloze onderzoeken wat ertegen werkt: educatie. Daarom ben ik heel blij met het Manifest Vrij Links waarin wordt gepleit voor seculier onderwijs voor iedereen. Dat steun ik van harte. Dat gaat helpen. Zo is de secularisering en bevrijding van mijzelf en van de overgrote meerderheid van de Nederlanders ook gelukt. Het is alleen een oplossing die veel tijd kost, het effect wordt pas een generatie nadat het wordt ingevoerd zichtbaar. Dat duurt te lang wat mij betreft. Ik wil daarom nog twee extra suggesties doen voor de korte termijn.
Ten eerste: schrap religie als rechtvaardiging voor grensoverschrijdend gedrag dat we van niet-gelovigen strafbaar zouden stellen. Een aantal landen gaan ons daar al in voor. Zo is het in Canada verboden om homoseksualiteit te verwerpen op basis van religie; en in IJsland om jongens te besnijden als daar geen medische reden voor is. In Nederland zijn deze dingen nog toegestaan.
Ten tweede stel ik voor om in Nederland opnieuw een brede laïcité in te voeren. Een laïcité naar Frans voorbeeld, ofwel een verbod op religieuze uitingen in het publieke domein, zoals scholen, winkels en overheidsinstellingen. Dat is ook een grote steun in de rug voor mensen die vrij willen zijn maar dat van hun sociale omgeving niet mogen, en het verbetert de sfeer in het openbare leven enorm voor de vele mensen zoals ikzelf. Religie heeft betekenis en bestaansrecht in de sector religie zelf, en niet daarbuiten.
Zo’n brede laïcité garandeert de neutraliteit van de overheid en haar medewerkers, zodat iedereen zich bij hen thuis kan voelen. Uitgebreid tot het onderwijs en de economie voorkomt het verder oplopende spanningen tussen verschillende religies en tussen radicale gelovigen en seculieren. Bovendien wordt discriminatie en ongelijke behandeling tegengegaan, omdat niemand meer direct herkenbaar is als representant van een bepaalde godsdienstige overtuiging.
Voor mij is het belangrijkste argument echter dat religieuze symbolen een ondemocratische waarheidsclaim bevatten, die niet door feiten of rede wordt ondersteund. Homoseksualiteit, maar ook bijvoorbeeld heteroseksualiteit en gender zijn feitelijk en kunnen daarom wel vrijelijk in het publieke domein worden getoond. Anders gezegd: religie is een keuze, homoseksualiteit is dat niet. Ze zijn van een andere orde, maar nu wordt vaak gedaan alsof religieuze overtuigingen dezelfde feitelijkheid hebben als (homo)seksualiteit. Dat is volgens mij niet zo en ik vind het daarom tijd om daar onderscheid in te gaan maken. Binnen een brede laïcité gebeurt dat.
De laïcité kan direct weer worden afgeschaft als in alle kerken, synagogen en moskeeën ter wereld vrouwen zijn toegelaten tot het ambt, er geen gescheiden ruimtes voor mannen en vrouwen meer zijn, homo’s er welkom zijn en kunnen trouwen en de universele menselijkheid wordt erkend. Voor mij is een brede laïcité nodig totdat alle religies zich hebben aangepast aan de feiten en de rede.
Linkse partijen vonden secularisering en emancipatie altijd belangrijk, maar op een of andere manier nu niet meer. Misschien is dat uit medelijden met vermeende onderdrukten. Maar je hoeft geen medelijden te hebben met intolerante geloofssystemen en met de leiders die die systemen vertegenwoordigen. Zij zijn zelf de onderdrukkers.
In Nederland is dat meeleven nu nog te vaak wel de praktijk, zowel politiek, juridisch als sociaal. Daardoor komen individuen die vrij willen leven in de verdrukking en is de sfeer in Amsterdam zo veranderd. Ik stel voor dat links het initiatief neemt voor een brede politieke coalitie met seculier rechts (net als bijvoorbeeld bij het invoeren van het homohuwelijk) om alle intolerantie en onvrijheid, dus óók die vanuit religies, terug te dringen.
Noem het een nieuw emancipatieproject. Een project waar de overgrote meerderheid van Nederland het mee eens zal zijn, ook liberale religieuzen. Laten we in Amsterdam beginnen, zoals dat bij eerdere culturele veranderingen ook is gebeurd.
Laten we ervoor zorgen dat er in de hele stad opnieuw een klimaat van tolerantie en vrijzinnigheid ontstaat en niet alleen in de elitewijken Centrum, Zuid en de Plantagebuurt. Dat komt iedereen ten goede. Het zal leiden tot emancipatie van culturele achterblijvers en het zal de steeds groter wordende ongelijkheid in de stad een halt toeroepen.
Het dicht de kloof op het gebied van waarden en in het verlengde daarvan ook de sociaal-culturele en economische ongelijkheid. Het is eigenlijk een nieuwe vorm van het linkse verheffingsideaal, een ideaal dat in Nederland aantoonbaar uitstekend heeft gewerkt. Nederland heeft op drie landen na, gemiddeld het modernste waardenpatroon ter wereld. Dat wordt voornamelijk verklaard door educatie, verheffing dus. Dat is een lichtpuntje, het kan worden bereikt.
Voor mij zou zo’n driesporen beleid een enorme opluchting zijn. Ik denk dat ik dan niet meer verdrietig en boos wordt als ik door de stad fiets, maar opnieuw kan denken: ja Amsterdam heeft het.