De Spinozalens 2020, een onderscheiding die jaarlijks wordt toegekend aan internationaal vermaarde denkers over ethiek en samenleving, is dit jaar naar antropoloog en filosoof Bruno Latour gegaan. Er was deze week een reeks evenementen van de Ambassade van de Noordzee en een (digitale) uitreiking door de burgemeester van Amsterdam, Femke Halsema.

De tweejarige cyclus van de Spinozalens, waarin telkens één dode en één levende denker geëerd wordt, stond deze keer in het teken van technologie en de manier waarop technologische ontwikkelingen tot urgente morele en existentiële vragen leiden. Dit jaar was de eer aan Alan Turing (1912-1954), vanwege zijn onderzoek naar computers en kunstmatige intelligentie, en aan filosoof Bruno Latour (1947). Latour’s denken over de moderniteit en de manier waarop mens en materie zich tot elkaar verhouden is tot ver buiten de wetenschap doorgedrongen.

Latour wordt ook wel Frankrijk’s ‘meest beroemde en verkeerd begrepen filosoof’ genoemd. Wat kunnen we van Latour leren over de politiek van technologie, natuur en de plek van de ‘niet-mens’ in onze democratie?

Latour als moderne vrijdenker

Zowel Spinoza (1632-1677) als Latour zouden tot het canon van denkers over de moderniteit en democratie gerekend kunnen worden. Spinoza, afkomstig uit een Spaans-Joodse familie, vluchtte voor de Inquisitie en belandde in de 17e eeuw via Portugal in de Nederlandse Republiek. Hoewel Spinoza geen antireligieus Verlichtingsdenker was, werd hij in 1656 uit de joodse gemeenschap verbannen vanwege zijn kritiek op de Bijbel. Hij bleef, in de tijd dat de gebroeders De Witt vermoord werden, schrijven over vrijheid van denken, geloofsvrijheid en het essentiële belang daarvan voor de democratie.

Latour is geboren in 1947 in de Franse ‘wijnhoofdstad’ Beaune, in een eeuwenoude wijnfamilie met het bedrijf Maison Louis Latour. Een rode draad door zijn werk is het onderzoeken van kennis(systemen), en hij nodigt de lezer vaak op originele wijze uit om dat samen met hem te doen. Zo heeft hij bijvoorbeeld samengewerkt met kunstenaars om Parijs te leren kennen – wat is een stad als ‘Parijs’ eigenlijk, die je nooit volledig kunt zien, behalve op een (mensgemaakte) kaart? – en hij heeft een groot internationaal project opgezet om een gezamenlijke wereld te creëren.

Zijn neiging om kennis te bevragen kwam al tot uiting tijdens zijn uitzending naar Ivoorkust. In het postkoloniale land kreeg Latour de opdracht om te onderzoeken waarom het moeilijk was om ‘competente’ zwarte leidinggevenden te vinden. Latour fileerde deze vraagstelling door te verwijzen naar het kennissysteem waarbinnen dit probleem plaatsvond: niet de ‘African mind’ was het probleem, maar de raciale uitsluiting van zwarte studenten tot structuren van kennis. Zijn denken over de productie van kennis kwam tot wasdom tijdens onderzoek naar laboratoria. Hij choqueerde collega’s door op een conferentie foto’s van Westerse wetenschappers in hun laboratoria te tonen, en hun kennissystemen te bespreken als waren zij een exotische stam.

In boeken als Laboratory Life (1979) en Science in Action (1987) onderzocht Latour hoe feiten gemaakt worden. Zo stelt hij dat feiten robuust zijn ‘als ze worden geschraagd door een gemeenschappelijke cultuur, betrouwbare instituties, een enigszins fatsoenlijk openbaar leven en min of meer geloofwaardige media.’ Hij pleit als ‘filosoof van het Antropoceen’ – het tijdperk waarin de aarde de gevolgen ondervindt van menselijke activiteit – voor een herevaluatie van ‘natuur’ en de positie van de mens. We vormen de wereld, onze samenleving, en onze kennis samen met een veelvoud aan niet-menselijke actoren, die op hun beurt ook ons beïnvloeden en sturen.

Hoe ziet een object-georiënteerde democratie, een politiek met niet-mensen eruit?

De politiek van de technologie

Latour beschrijft zijn ‘empirische filosofie’ misschien wel het meest uitvoerig in Reassembling the Social (2005), waarin hij de theorie die hij mede heeft vormgegeven – Actor-Netwerk Theorie (ANT) – uiteenzet. Om de werkelijkheid te begrijpen moeten we volgens Latour kijken naar de samenhang tussen menselijke en niet-menselijke actoren, naar “elk ding dat een stand van zaken verandert door een verschil te maken” (p. 71). Om dit te begrijpen is een kleine denkoefening leerzaam.

Latour maakt een onderscheid tussen dingen die iets teweeg brengen – wat hij noemt mediators – en dingen die iets mogelijk maken zonder iets zichtbaars toe te voegen – genaamd intermediators. Intermediators verdwijnen vaak geleidelijk naar de achtergrond terwijl ze een cruciale schakel kunnen zijn. Wanneer ze de wereld gaan ‘mediëren’, bijvoorbeeld als ze van vorm veranderen door kapot te gaan, wordt vaak pas duidelijk hoe de realiteit bestaat uit een netwerk van relaties tussen actoren.

Neem als voorbeeld een tafel en de bout waarmee de tafelpoot vastzit. We staan niet vaak stil bij de bout als cruciale schakel. Maar stel, de bout begeeft het net op het moment dat iedereen aan tafel zit. Het eten, de wijn, borden, alles valt op de grond. Mensen springen op. Allemaal vanwege een bout die eerst niets deed. De bout werd plotseling een mediator en beïnvloedde actief de wereld om ‘het’ heen.

Deze redenering geldt in grotere mate voor (complexe) technologieën, zoals bijvoorbeeld de smartphone. Zolang deze werkt stelt de batterij, de soft- en hardware, en de connectie met het internet ons in staat de weg te vinden, te betalen, en contacten te onderhouden. Maar stel, de smartphone gaat kapot. De batterij die het niet meer volhoudt; een router die het begeeft; een grote barst in het scherm – allemaal dingen die als deel van het netwerk belangrijke schakels zijn en iets mogelijk maken, of juist niet.

Dingen bepalen zodoende hoe wij de wereld ervaren, vormgeven en zien. Neem voor de gelegenheid de lenzen die Spinoza sleep om te voorzien in zijn levensonderhoud. Door deze lenzen kon hij via observaties tot nieuwe feiten komen: nieuwe insecten, bacteriën, en een ongekende micro-wereld werden algemene feiten mede dankzij de lens. Microscopen, telescopen, computers, algoritmen, surveillancetechnologieën, medische apparatuur en allerlei andere meetinstrumenten: ze zijn essentieel in de productie van (menselijke) kennis en de vorming van de wereld.

Technologie is niet neutraal en transporteert niet enkel ‘objectieve’ kennis van de ene naar de andere plek, maar kan beschouwd worden als een actor met eigenschappen die zelf werkelijkheid schept en bepaalt. Geautomatiseerde (politieke) besluitvorming via algoritmen bepaalt bijvoorbeeld of je een hypotheek toegekend krijgt, welke gepersonaliseerde advertenties je ziet en welke filmpjes je aanbevolen krijgt. Dit heeft maatschappelijke consequenties en leidt tot nieuwe ethische vraagstukken. Een hoogleraar waarschuwde onlangs nog dat kunstmatige intelligentie de rechtsstaat ondermijnt. Het gebruik van data en risicomodellen kan leiden tot stigmatisering en discriminatie, zoals onlangs bleek uit de SyRI-wetgeving.

Het is niet alleen belangrijk om te erkennen dat technologie van invloed is op de kwaliteit van het debat en de democratie maar ook om in te zien dat technologie onze wereld en ons wereldbeeld actief vormt en bovenal: stuurt. Hun vormende rol zou daarom onderdeel moeten zijn van het publieke debat en politieke besluitvorming.

De politiek van de natuur

Volgens Latour is er geen duidelijke scheidingslijn tussen natuur en maatschappij. Het verschil tussen ‘subject’ en ‘object’ is volgens hem een tweedeling die pas in de moderniteit gestalte heeft gekregen. De wereld bestaat uit hybriden (vermengingen) tussen ‘natuur’ en ‘cultuur’ die daarvan de grenzen overschrijden. Zoals bijvoorbeeld het gat in de ozonlaag: een natuurfenomeen veroorzaakt door menselijke activiteit.

In We Have Never Been Modern (1991) stelt Latour dat deze kunstmatige scheiding tot gevolg heeft gehad dat de relatie tussen mensen en ‘niet-mensen’ vaak over het hoofd wordt gezien en niet meegewogen in besluitvorming. Om ‘echt’ modern te zijn moeten we volgens Latour hybriden en onze relatie tot de aarde (h)erkennen. De hybriden dienen een plek krijgen in de democratie – in wat hij noemt het ‘parlement van de dingen’.

In het teken van de Spinozalens 2020 heeft uitgeverij Boom Filosofie twee boekjes uitgebracht: De Stem van de Noordzee, met teksten over de Noordzee als een politieke actor, en Het Parlement van de Dingen, met een verzameling van vertaalde teksten van Latour. Het concept van het ‘parlement van de dingen’ wordt vaak letterlijk geïnterpreteerd: zoals de Partij voor de Dieren beoogt, zouden niet-mensen een stem moeten krijgen in de politieke arena van het parlement. In de inleiding van ‘De Stem van de Noordzee’ schrijven de auteurs: “Je zou er over kunnen nadenken hoe je niet-mensen weer aanwezig kunt maken in het parlement. Misschien dat bruinvissen af en toe wel de interruptiemicrofoon mogelijk overnemen? Of dat de geur van de zee aanwezig is bij Noordzee-overleggen?” (p. 11).

Hoewel deze interpretatie van het parlement humoristisch bedoeld is, gaat het ‘parlement’ volgens Latour niet slechts om een antropomorfische ‘stem’ maar over de veelzijdige aanwezigheid van dingen en de manier waarop zij een plek in het publieke debat bewerkstelligen. In een interview in hetzelfde boek stelt Latour dat ‘niet-menselijke entiteiten niet zitten te wachten op het ontvangen van rechten; nee, ze leggen verschillende vormen van aanwezigheid op’ (p. 14).

Net zoals de mediërende rol van techniek, beïnvloeden levende niet-mensen de wereld en sturen ze onze samenlevingen. In de begindagen van de coronacrisis stelde Latour dat het coronavirus als actor bijvoorbeeld in staat is geweest om zelfstandig het geglobaliseerde productiesysteem op pauze te zetten. Hij observeerde dat het wereldwijde economische systeem kennelijk “een felrode noodknop [heeft] met een grote roestvrijstalen hendel, die de staatshoofden één voor één konden overhalen om de ‘trein der vooruitgang’ met gierende remmen tot stilstand te brengen.”  In Trouw merkte hij verder op dat “het virus profiteert van andere netwerken die wij zelf hebben aangelegd: gezondheidssystemen, markten, vliegtuigen. Dit is precies wat ik bedoelde met mijn actor-netwerk-theorie: het virus is volledig genetwerkt. Het is één schakel in de hele keten. We moeten stoppen het individuele los te zien van het collectieve waarin het zich bevindt.”

Conclusie: een nieuwe politieke oriëntatie

In het maatschappelijk debat lijkt er vaak een verdeling te zijn tussen enerzijds natuurwetenschappelijke feiten, en anderzijds de subjectieve waarheden gestoeld op allesbepalende identiteiten. Door hybriden en niet-mensen centraal te stellen, laat Latour zien dat de werkelijkheid vele malen weerbarstiger is. Het is onmogelijk om de werkelijkheid te doorgronden zonder daarbij rekening te houden met niet-mensen en de manier waarop deze in samenspel met de mens ons leven en de democratie mediëren.

De vraag is nu hoe we de omgang met niet-mensen kunnen herevalueren en een plek kunnen geven in de politiek. In Latour’s laatste boek Waar Kunnen We Landen? Politieke Oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (2018) stelt hij dat we nieuwe grond moeten vinden voor een gemeenschappelijke oriëntatie over, en op, de aarde. Ook na de huidige coronacrisis, waarschuwt Latour om niet terug te gaan naar de oude productiesystemen maar nieuwe vormen van samenleven te verkennen. Het parlement, gezien als de bredere netwerken waarin dingen publiek gemaakt worden, behoeft een nieuwe oriëntatie die niet-mensen in ogenschouw neemt en deel maakt van het bestuurlijke en democratische proces.

Grote foto: Cookelma / Depositphotos.com
Foto Bruno Latour door G. Garitan

Vrij Links lijn

Vrij Links is een meerstemmig platform. Tenzij anders vermeld, spreken auteurs op persoonlijke titel.

Vorig artikelMoslims zijn de eerste slachtoffers van islamisme
Volgend artikelDe ex-moslim-migrant: over leven als ’tegenstrijdigheid’
Pieter Lagerwaard is promovendus politicologie aan de Universiteit van Amsterdam en correspondent van Land van Ons.
Esmé Bosma is secretaris van stichting Vrij Links en promovenda bij de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amsterdam.