“Niets is zo makkelijk als het maken van een woke persiflage.” Wijze woorden van Walter Weyns, docent sociologie en cultuurkritiek te Antwerpen. Iedereen die inmiddels een beetje bekend is met de term heeft een beeld van wat ‘woke’ is. Toch blijft het een lastig te vatten begrip. Gaat het om een beweging? Een denkstroming? Een mentaliteit?
Woke is, pardon the pun, erg divers. “Een grote rommelboel,” aldus Weyns. Zijn boek Wie Wat Woke? biedt een uitgebreide reeks voorbeelden waarbij de nodige context geleverd wordt en waarin zich een duidelijk patroon aftekent. Hierbij heeft Weyns het vooral over de ‘woke persoon’. Een karikatuur wordt dit nooit (behalve waar woke zelf in karikaturen vervalt) en Weyns laat zowel woke figuren als woke-sceptici aan het woord. Hij is genuanceerd maar daarom nog niet minder kritisch.
Dit maakt het een verfrissend boek om te lezen. Discussies rondom woke zijn vrijwel altijd polemisch. Nu is woke zelf vaak ontzettend polariserend en ongenuanceerd, maar het feit dat veel woke discussies via bijvoorbeeld twitter in het publieke oog springen helpt ook niet. Hoe terecht de kritiek op woke vaak ook is, het gemak en vaak het plezier waarmee woke-sceptici een karikatuur creëren om vervolgens heldhaftig neer te sabelen heeft mij altijd ook behoedzaam gemaakt voor de polarisatie en het gebrek aan nuance dat bij deze sceptici zelf te vinden is.
Wat is rechtvaardig?
Centraal bij woke staat de strijd voor rechtvaardigheid, voor social justice. Hierin laat het groepsidentiteit een belangrijke rol spelen: geslacht, gender, ras, etniciteit, enzovoort. Dit gaat tegen het moderne, liberale rechtvaardigheidsideaal in. Dat ideaal gaat uit van een bepaalde ‘kleurenblindheid’ waarin je huidskleur er bijvoorbeeld niet toe doet. Het is een ideaal dat wellicht enigszins abstract blijft, maar juist in die abstractie ligt de sleutel tot universaliteit.
Uiteindelijk is rechtvaardigheid echter een zaak van mensen van vlees en bloed – en dus ook met een bepaalde huidskleur. Het liberale ideaal is mooi, maar als het in de weg staat van het zien of oplossen van problemen die onlosmakelijk verbonden zijn met het feit dat iemand tot een bepaalde groep behoort, dan is het wellicht ontoereikend. Weyns zet deze kritiek, die al ver voor het recente ontstaan van woke bestond, helder en overtuigend uiteen. De concrete voorbeelden die hij hierbij geeft, bijvoorbeeld met verwijzing naar de Amerikaanse burgerrechtenbeweging waarvan woke zichzelf als de opvolger ziet, kun je moeilijk afdoen als onzin.
De liberale abstractie is in de geschiedenis uitermate handig geweest voor diegenen die de liberale idealen in principe aanhingen, maar daar in de praktijk weinig uitvoering aan gaven. Wat abstract is, moet in de echte wereld ingevuld worden. Dat gebeurt uiteraard door degenen die de macht hebben en in onze geschiedenis zijn dat veelal witte mannen. Zo bestaat het gevaar dat achter het gordijn van de abstracte, universele rede uiteindelijk alsnog een specifieke (witte, mannelijke, westerse, enzovoort) stem schuil gaat. Dergelijke tegenspraken aan het licht brengen is volkomen terecht. Ook als liberaal kun je moeilijk tegen het veroordelen van hypocrisie zijn. Daar is op zich niks ‘woke’ aan, hoe zeer zij deze kritiek ook toe-eigent.
Woke, witheid en wereldbeeld
Maar wat is dan wel specifiek woke en vooral: hoe moet het dan wel? Weyns merkt op dat woke ironisch genoeg zelf ook in behoorlijk abstracte termen blijft hangen wanneer het aankomt op hoe het anders moet. Ja, alles moet rechtvaardiger, gelijker en diverser. Maar wat betekent dat concreet en hoe is dat (in ieder geval voor die eerste twee) anders dan wat bijvoorbeeld de klassieke socialist of menig liberaal wil? Vooral duidelijk is waar woke tegen is: wat ze zien als het wereldbeeld van de witte man, een wereldbeeld dat aan de rest van de wereld opgedrongen is en dat zich voordoet als neutraal, maar dat ongelijkheid juist in stand houdt. Bij gebrek aan een duidelijke visie wordt dit al snel een omkering van de geschiedenis zoals die volgens woke tot nu toe geweest is: “Wit en mannelijk worden symbolen voor al wat krom en slecht is, voor al wat aanmatigend, koloniaal en toxisch is, voor al wat de wereld uit moet.”
Whiteness wordt hiermee wat Weyns een ‘prismatisch begrip’ noemt: “Zoals het prisma helpt te begrijpen wat licht is, zo is whiteness een middel om sociale onrechtvaardigheid te begrijpen.” Het is een voorwaarde om te zien hoe de wereld echt in elkaar zit, oftewel om te ‘ontwaken’. Het is een lens die laat zien dat de witte man achter al het kwaad en onrecht in de wereld zit. Via de woke lens duikt de witte man letterlijk overal op, zelfs als het niet echt een witte man is, dan is het alsnog iemand die zijn witte wereldbeeld overgenomen heeft of zich als zodanig gedraagt.
‘Witheid’ wordt in zekere zin een synoniem van ‘onrecht’ en waar deze link niet geheel duidelijk is worden allerlei kunstgrepen uitgehaald om deze alsnog aan te tonen. Verdere vragen hoeft woke vervolgens niet meer te stellen: “Ze kent al a priori de bron van alle ziekten: ‘witheid’.” Dit smoort nuancering en zelfkritiek in de kiem. Zo wordt iets waar een groot deel van de mensen zich waarschijnlijk wel in kan vinden, namelijk dat er sociaal onrecht bestaat en dat racisme en seksisme daar een rol in spelen, ineens stellig overgoten met een vijandbeeld dat te pas en te onpas op alles in de wereld geprojecteerd wordt.
Therapeutisch en moraliserend
Weyns benadrukt dat de woke beweging “niet enkel een strijd- en belangengroep, maar ook een therapeutische en moraliserende groep” is. Wie het witte, mannelijke wereldbeeld geïnternaliseerd heeft, komt daar niet zomaar van af. “De strijd voor sociale rechtvaardigheid houdt nooit op en vereist het omploegen van de diepste lagen van het bewustzijn.” Dit wordt helder uitgelegd in contrast met de klassieke arbeidersbewegingen. Volgens het klassieke socialisme zou sociale rechtvaardigheid bereikt worden door de materiële, dat wil zeggen: economische verhoudingen recht te trekken. De rest, inclusief het bewustzijn, zou vanzelf volgen. Het naoorlogse feminisme wees al op het gebrek aan oog voor de sociale en psychologische kanten van onderdrukking. Wettelijke en economische gelijkheid zijn belangrijk, maar niet genoeg om alle ongelijkheid aan te pakken wanneer vrouwen bijvoorbeeld nog steeds gezien worden als hoofdverantwoordelijken voor de zorgtaken binnen een familie. “Misschien moest na de revolutie de echte verandering van de diepgewortelde complexen, angsten en zelfbeelden nog beginnen.”
In navolging hiervan ziet woke een allesomvattend complex dat aan alle ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de samenleving ten grondslag ligt: witheid. Eigenlijk is de witte man een soort psychiatrisch patiënt die van zijn diepgewortelde waanbeelden af moet. Maar het is dan wel een patiënt die moreel verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn eigen ziekte. Want woke is boven alles moraliserend. Het gaat immers om seksisme en racisme en niets heeft zo’n morele lading als vooral racisme.
Het is ergens merkwaardig dat woke, dat zich vaak overdreven zorgzaam opstelt met safe spaces en trigger warnings, een totaal andere aanpak verkiest voor wat ze als het psychologische complex van witheid beschrijft. De witte man wordt gekarakteriseerd als verslaafd aan zijn eigen machtspositie maar ook behandeld op een manier waarvan we uit de zorg weten dat die alleen maar averechts werkt. Een heel strategische aanpak om bewustwording te creëren is dit niet te noemen. Wat dat betreft is woke een belabberde therapeut waarbij op zowel de diagnose als de behandeling heel wat aan te merken is.
Discussie of nuancering van de absolutistische en simplistische visie van woke valt vanwege deze psychologiserende en moraliserende houding vaak slecht: “Nuancering is soms gewoon een ander woord voor lafheid of gebrek aan inzicht in wat er echt toe doet.” Er is geen plaats voor nuances wanneer er nog onrecht bestaat wat bestreden moet worden en tsja, waar gehakt wordt vallen spaanders. Geen wonder dat woke vaak verre van zelfkritisch is – wat betreft hun ideeën althans; woke figuren zelf worden wel regelmatig geofferd als ze niet aan de strenge eisen van woke voldoen.
Doorgeschoten logica
Weyns vat het richting het eind van zijn boek mooi samen: “Woke logica is vaak een tot het ongerijmde doorgeschoten logica. Het inzicht waar woke personen van vertrekken is soms heel plausibel – macht, ongelijke maatschappelijke posities en groepskenmerken doen er inderdaad toe – maar door dat vertrekpunt te verabsoluteren, kom je tot absurde conclusies.” Het is woke aan te rekenen dat het daarmee het imago schaadt van ideeën die in de kern mogelijk heel waardevol kunnen zijn.
Wie Wat Woke? staat bol van voorbeelden hiervan, maar laten we er een uitlichten: wiskunde. Is er iets dat de woke-scepticus meer als volslagen waanzin in de oren kan klinken dan woke wiskunde? Het koele, onweerlegbare feit 2 + 2 = 4 waar geen identiteitsdenken, hoe activistisch ook, tegen op kan? Toch barste in 2020 een discussie los op Twitter (waar anders?) over dit basale wiskundige gegeven: “Het idee dat 2 + 2 gelijk is aan 4 is iets cultureels, maar door het westerse imperialisme/kolonialisme zijn we dat gaan bekijken als de enige manier om te kennen.”
En toch laat Weyns ook hier zien dat hier wellicht een interessant punt in zit dat door woke te ver wordt doorgevoerd. Heeft Weyns een dieper inzicht waaruit blijkt dat twee plus twee eigenlijk vijf is? Natuurlijk niet. Maar hij laat zien hoe de wiskundige manier van naar de wereld kijken eenzijdig is. Dat is, wederom, een kritiek die verre van alleen bij woke te vinden is. Literaire figuren als Molière, Balzac, Dostojevski vonden al dat kille, abstracte calculatie de dood van de wereld om eens heen betekende. Want waar in de wereld vind je nou twee dingen die zo identiek zijn dat je ze als gelijk bijeen kan voegen? Ook menig filosofisch stroming in het Westen heeft gewaarschuwd voor het te ver doordringen van de wiskundige blik in onze leefwereld waardoor de concrete mens uiteindelijk verdwijnt achter de spreadsheet van een ambtenaar – met alle gevolgen van dien. Je kunt dit afdoen als poëtisch en filosofisch geneuzel dat weinig van doen heeft met echte wiskunde, maar het gebruik van wiskunde staat niet los van de wereld.
De radicalere woke wiskundige stelt echter dat er verschillende wiskundes zijn afhankelijk van je culturele achtergrond. Wiskundes waarbij twee plus twee niet per se vier is. Maar is tellen niet gewoon tellen? Toch zijn er wel degelijk verschillende vormen van tellen, ordenen en meten in de wereld. Er zijn volkeren zonder telwoorden, of die het bij 1, 2 en 3 houden (waarbij 3 ‘veel’ betekent), maar die toch feilloos weten als er zelfs maar een enkel van de dieren waarmee ze rondtrekken ontbreekt. Dit doen ze niet door te tellen zoals wij dat gewend zijn, maar door een vertrouwdheid met de dingen zonder ze abstract te maken. Ze zijn vertrouwd met het levende patroon, de dynamiek waarin bijvoorbeeld een roedel honden zich beweegt. Op die manier weten ze feilloos wanneer er een hond ontbreekt. De dieren tellen, oftewel als abstracte, inwisselbare eenheden zien, zou deze leefwijze tenietdoen.
Het is een ontzettend interessant antropologisch gegeven dat er wezenlijk andere vormen van tellen zijn die nauw verbonden zijn met een andere manier van leven en die haaks staan op de manier van tellen die we onder de wiskunde gewend zijn. Waar in het verleden de ‘westerse’ wiskunde (die helemaal niet zo westers is, maar dat terzijde) opgedrongen is aan volkeren die daar helemaal niet op zaten te wachten, is dat terecht een kolonialistische praktijk te noemen. Maar daarmee kan je natuurlijk nog niet de conclusie trekken dat wiskunde intrinsiek koloniaal is, of dat 2 + 2 = 4 ‘slechts’ een westers gegeven is dat voor anderen niet zou gelden. Dat is een verdere stap die inderdaad nergens op slaat.
Dit is slechts een enkel voorbeeld, en een redelijk extreem voorbeeld bovendien, maar van belang is dat er zelfs voor de meest absurde claims soms een context te vinden is die meer tot begrip dan tot ridiculisering leidt. Daarbij moet vermeld worden dat begrip nog altijd iets anders is dan instemming. Weyns biedt in het vermogen om enigszins begrip te tonen voor ideeën waar hij het desondanks niet altijd mee eens is de nuance en welwillendheid die woke juist mist. De gemiddelde woke persoon zal zijn werk misschien alsnog afwijzen, want Weyns velt ook harde oordelen (uiteraard typisch het gedrag van een witte man). Je kunt soms simpelweg niet anders. Maar, en dit siert het boek, ook het goeds dat met een beetje zoeken in al dan niet verdraaide vorm in woke te vinden is wordt als zodanig beoordeeld. Wie Wat Woke? is daarmee vooral een aanrader voor de woke-scepticus voor wie het een houvast biedt om zelf niet te vervallen in het ongefundeerd moraliserende en onwelwillende gedrag dat woke terecht verweten wordt.
Wie Wat Woke? Een cultuurkritische benadering van wat we (on)rechtvaardig vinden
Walter Weyns
240 pagina’s, € 20,- / ebook € 14,99
Uitgeverij Pelckmans
Foto: halfpoint via Depositphotos