De Onderwijsinspectie geeft al jaren aan dat de kansenongelijkheid in het onderwijs een steeds groter probleem wordt. PvdA-Kamerlid Habtamu de Hoop wil daarom artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs aanpassen. Hij heeft een wetsvoorstel ingediend om het belang van het kind centraal te stellen en gelijke kansen te bevorderen. Dat klinkt goed, maar De Hoop breidt in zijn voorstel de financiering van religieus onderwijs door de overheid uit. En daarmee stelt hij niet het belang van het kind, maar dat van de ouders voorop.
Ruim honderd jaar geleden is in artikel 23 van de Grondwet vastgelegd dat het bijzonder onderwijs evenveel recht heeft op financiering vanuit de overheid als het openbaar onderwijs. En dat niet alleen: religieuze scholen mogen ook leerlingen en leraren weigeren op grond van hun godsdienst of levensbeschouwing. Hoe ver dit recht strekt, blijkt uit het Maimonides-arrest. De Hoge Raad gaf het orthodox-joods Maimonideslyceum gelijk toen zij een joodse jongen weigerde omdat zijn moeder volgens de school ‘niet joods genoeg’ was. Kennelijk is er niets mis met discrimineren zolang je het maar uit religieuze overtuiging doet.
Ook de afgelopen jaren hebben we gezien waar de vrijheid van onderwijs toe kan leiden. Een reformatorische school als het Gomarus in Gorinchem hanteert lesboeken waarin homoseksualiteit ‘een gruwel in de ogen van God’ wordt genoemd en dwingt – godbetert – homoseksuele leerlingen uit de kast te komen bij hun ouders. Ook minister Slob ving bot bij de rechter toen hij het bestuur van het islamitische Haga Lyceum wilde ontslaan vanwege hun ‘antidemocratisch en anti-integratief’ gedachtegoed. Volgens de rechter heeft de school immers een grote vrijheid bij het invullen van de burgerschapsopdracht.
Kennelijk is er niets mis met discrimineren zolang je het maar uit religieuze overtuiging doet
Het is, kortom, bemoedigend dat Habtamu De Hoop een wetsvoorstel heeft ingediend om artikel 23 aan te passen. Het PvdA-Kamerlid pleit in zijn memorie van toelichting voor ‘een grondwettelijke opdracht voor de overheid om voor gelijke kansen in het onderwijs te zorgen’. Met een recht op onderwijs voor kinderen en een acceptatieplicht en burgerschapsopdracht voor scholen wil hij het kind in plaats van de onderwijsinstelling centraal stellen. Tot zover is zijn voorstel alleen maar te prijzen.
Zeker de aanscherping van de burgerschapsopdracht is, gelet op de voorbeelden van antidemocratisch onderwijs op met name orthodox-religieuze scholen, bittere noodzaak. Het kabinet Rutte gaf eerder al aan dat de huidige wetgeving de regering weinig tot geen armslag biedt om van ‘scholen te verlangen dat zij daadwerkelijk de basiswaarden van de democratische rechtsstaat bevorderen’. Alleen als een school helemaal niets aan burgerschapslessen doet, kan er worden ingegrepen.
Zo kun je bij voorbaat uittekenen dat dit hooguit tot meer rechtszaken leidt en maak je van een acceptatieplicht een wassen neus
Maar De Hoop slaat de plank mis door aan het recht op onderwijs en de bijbehorende acceptatieplicht een juridisch volstrekt arbitraire voorwaarde te verbinden. Als zijn voorstel wet wordt mogen scholen leerlingen niet langer weigeren omdat hun moeder bijvoorbeeld niet joods genoeg is of omdat er thuis naar tv wordt gekeken – mits ouders en kinderen ‘de grondslag van de onderwijsinstelling respecteren’. Onder respecteren verstaat hij dat ze ‘de grondslag geen geweld aandoen, onbeschadigd en in zijn waarde laten’. Zo kun je bij voorbaat uittekenen dat dit hooguit tot meer rechtszaken leidt en maak je van een acceptatieplicht een wassen neus.
Ook houd je met deze grondwetswijziging de segregatie – en dus de kansenongelijkheid waar het De Hoop om te doen is – mede in stand. Ongelovige ouders zullen nu immers niet opeens en masse hun kind naar een strengreligieuze school sturen, en strenggelovige ouders hun kind evenmin naar een openbare school.
Volgens oud-ministers Slob en Van Engelshoven is de keuzevrijheid van ouders – naast de woonsegegratie – juist de belangrijkste oorzaak van segregatie in het onderwijs. Ook de onderwijsinspectie wijst er op dat de toename van bijzondere scholen de segregatie verder versterkt en dat islamitische, joodse en evangelische scholen de etnische segregatie in het basisonderwijs vergroten.
Hierdoor komen leerlingen niet alleen steeds minder in aanraking met kinderen met een andere levensbeschouwelijke of sociaaleconomische achtergrond, er vallen ook steeds meer kinderen buiten de boot: uit onderzoek blijkt dat inmiddels 25 procent van de vijftienjarigen risico loopt op laaggeletterdheid.
De Hoop breidt de financiering van bijzonder onderwijs uit – Thierry Baudet wrijft zich al in zijn handen met zijn wens eigen scholen op te richten
De Hoop ‘koestert’ echter ‘de onderwijsvrijheid die ruimte biedt aan bijzonder onderwijs’. Sterker nog: hij wil de financiering van bijzondere scholen grondwettelijk uitbreiden van het lager naar het middelbaar en hoger onderwijs – Thierry Baudet wrijft zich al in zijn handen met zijn wens eigen basisscholen en Pabo-opleidingen op te richten.
Het grootste bezwaar tegen het voorstel van De Hoop is dan ook dat hij, in weerwil van wat hij zelf beweert, niet het belang van het kind maar dat van de ouders vooropstelt. De vrijheid van godsdienst is een groot goed, het betekent dat iedereen vrij is om zijn eigen godsdienst of levensovertuiging te kiezen. Kinderen hebben die vrijheid niet als ze op school worden geïndoctrineerd met religieuze dogma’s als de ongelijkheid tussen man en vrouw, homo en hetero, gelovige en ongelovige.
Om met Richard Dawkins te spreken: er bestaan geen christelijke, joodse of islamitische kinderen, alleen kinderen met christelijke, joodse of islamitische ouders. Je zou van een progressief Kamerlid verwachten dat hij zich dat ter harte neemt.
Foto: Racorn/Depositphotos