Discussies over de zin en onzin van artikel 23 lijken altijd te gaan over de zin en onzin van het bijzonder onderwijs. Nooit gaat het over het openbaar onderwijs. Terwijl dit óók in (de voorlopers van) artikel 23 is vastgelegd. Is het openbaar onderwijs iets vanzelfsprekends? Of boeit het niet? Ik wil dat het openbaar onderwijs de norm blijft, en wat meer debat hierover kan dan geen kwaad.
De gemeente heeft een zorgplicht voor het openbaar onderwijs. Dat is logisch. De gelijke bekostiging van het bijzonder onderwijs honderd jaar geleden betekende dat particulieren een school konden stichten op basis van eigen overtuiging, en dat deze bekostigd werd. Het openbaar onderwijs was overheidsonderwijs. Het kende dat particulier initiatief niet maar diende het publiek belang.
Tegenwoordig kun je je afvragen of er nog sprake is van gemeentelijk of overheidsonderwijs. Het openbaar onderwijs is veelal onder gebracht bij privaatrechtelijke stichtingen met een directeur-bestuurder en een eigen Raad van Toezicht. De wettelijke ‘verzekering van de overheersende invloed van de overheid’ van de gemeente is weliswaar vastgelegd maar is in mijn ogen niet meer dan ‘toezicht op toezicht’ en een paar formaliteiten. Als iemand me kan uitleggen wat in de praktijk het verschil is met het algemeen bijzonder onderwijs dan hoor ik dat graag. Sterker nog, het bijzonder onderwijs is onder druk van toenemende schaalvergroting ook meer en meer geprofessionaliseerd met Colleges van Bestuur en Raden van Toezicht.
Als de sturing op het openbaar en bijzonder onderwijs eigenlijk nauwelijks verschilt, hoe zit dat dan met de inhoud? Hier valt voor het openbaar onderwijs nog wat te winnen. Een school op bijzondere grondslag kan terugvallen op eigen waarden. Maar voor het openbaar onderwijs is het expliciteren van waarden wat vermeden. Het openbaar onderwijs was immers de neutrale pendant van het bijzonder onderwijs. Dit heeft het risico dat het leidt tot een soort waardenvrij onderwijs. Dat zou jammer zijn, al was het maar omdat het niet onderscheidend is.
Hieronder vijf waarden of keuzes waar het openbaar onderwijs zich mee kan onderscheiden als waardevol alternatief.
1) Levensovertuigingen. Het openbaar onderwijs kan verrijkt worden met lessen over levensovertuigingen, zoals het humanisme of filosofische stromingen, maar bijvoorbeeld ook levensovertuigingen op religieuze leest geschoeid. Het openbaar onderwijs kent geen godsdienstlessen, maar zou bijvoorbeeld wel aandacht kunnen besteden aan Bijbelse geschiedenis of de rol die religieuze stromingen in de Nederlandse geschiedenis hebben gespeeld, in de volle breedte. Gewoon standaard, niet alleen als ouders daarom vragen. Juist het openbaar onderwijs kan levensovertuigingen integreren in het onderwijsprogramma zonder een specifieke norm te stellen dat ‘de een beter is dan de ander’.
2) Pedagogische vrijheid, oftewel autonomie voor de leerkracht. Juist in het openbaar onderwijs zou deze autonomie niet gebonden hoeven zijn aan een specifieke overtuiging van de school. Benut dit door leerkrachten de vrije hand te geven in waardecreatie. Leerlingen krijgen verschillende leerkrachten tijdens hun schooltijd. Van allemaal kunnen ze waarden meekrijgen die stimuleren tot nadenken. Wat mij betreft gaat de autonomie van de leerkracht behoorlijk ver omdat de leerkracht het beste kan bepalen wat leerlingen nodig hebben.
3) Aandacht voor debat. Leer leerlingen al vanaf de onderbouw de waarde van het debat. Debat zorgt ervoor dat alle wezenlijke onderdelen van een vraagstuk aan de orde komen. Daarnaast leert het om logisch te redeneren, te argumenteren en komen tegengestelde waarden naar boven. Dit draagt mijns inziens bij aan de ontwikkeling van kinderen. Nuttig en leuk.
4) Ouderbetrokkenheid centraal. Het bijzonder onderwijs kent vanouds nog een bijzondere vorm van ouderbetrokkenheid doordat ouders lid zijn van de vereniging waarvan de school uitgaat. Dit uitgangspunt is echter nogal sleets geworden omdat besturen van bijzondere scholen vergaand geprofessionaliseerd zijn. Ouderbetrokkenheid is in het openbaar onderwijs minder vanzelfsprekend dan in het bijzonder onderwijs. Maak van deze achterstand een voordeel en democratiseer het openbaar onderwijs. Het is belangrijk dat ouders inhoudelijk bijdragen aan de school als leer- en vormingsinstelling en zij deelnemen aan de waardenontwikkeling en de doelstellingen van de school. Dit kan bijvoorbeeld ook door de medezeggenschapsraad los van de wet een grotere taak en verantwoordelijkheid te geven.
5) Tot slot. De pioniersrol. De leerlingen als burgers van de toekomst opleiden. Sluit aan op elementen die jonge mensen nodig hebben om zich te ontwikkelen tot krachtige personen in de maatschappij van de toekomst. En dan heb ik het niet over de nu nogal hippe ’21 century skills’, maar over het stimuleren van een open blik bij leerlingen, kinderen leren praten en hun gevoelens te uiten.
Met deze vijf geef je ouders en docenten een trots gevoel voor hun keuze voor het openbaar onderwijs.