Vrijwel iedereen die een gesprek heeft gehad met een overtuigd communist zal de volgende zin gehoord hebben. Als je gefaalde communistische heilstaten opnoemt, zal er steevast ‘maar dat was geen echt communisme’ tegengeworpen worden. De fout kan nooit in de doctrine zelf liggen, slechts in de uitvoering ervan.
Het grote probleem van het communisme is dat er, om het te bewerkstelligen, altijd een enorme hoeveelheid repressie en dwang aan te pas moet komen. Dit komt met name door het feit dat de mens over het algemeen beter zorgt voor dingen die hij zelf bezit. Of het nou gaat om de grond die ze bewerken, of het huis dat ze onderhouden, de verantwoordelijkheid ligt bij de mensen zelf.
Gedeelde verantwoordelijkheid betekent helaas vaak geen verantwoordelijkheid, zoals we met enige regelmaat zien in groepen of organisaties waar dingen fout lopen. Niemand voelt zich verantwoordelijk voor het eindresultaat. ‘Ik deed slechts de administratie,’ is dan het credo. Een bepaalde mate van eigen verantwoordelijkheid en de mogelijkheid tot persoonlijk bezit, lijkt een samenleving goed te doen.
Er is een andere doctrine te zijn die hierin een soort spiegel van het communisme is: het neoliberalisme. Elke keer als het kaartenhuis ineenstort, wordt ons uitgelegd dat dit ‘geen echte vrije markt was.’
Zo sprak Thierry Baudet gisteren vol overtuiging: ‘Ik denk dat er juist te wéinig marktwerking is’ – toen het ging over de privatisering in de zorg.
En wat is de oplossing dan volgens overtuigde neoliberalen? Juist, nóg meer vermarkting, nog meer privatisering, nog minder overheid. Tot de volgende crisis zich weer aandient. Het ideologische fanatisme van het neoliberalisme lijkt in die zin behoorlijk veel op dat van het communisme.
Waar zit de denkfout bij de neoliberalen?
Het mechanisme van het neoliberalisme veronderstelt dat wij ‘falende’ bedrijven – of landen of banken – zonder slag of stoot failliet laten gaan. Dit is de zogeheten discipline van de markt, dat de vrije markt zou moeten laten werken.
Daarin ligt een verborgen assumptie dat het aantal bedrijven dat enerzijds failliet gaat en anderzijds weer opbloeit, relatief stabiel is. Wanneer het ene bedrijf omvalt zal een ander, beter bedrijf deze plek innemen. Dit fenomeen wordt ook wel creative destruction genoemd.
In de praktijk zien we echter dat als de economie op grote schaal faalt – faillisementen en crises zijn vaak pro-cyclisch, met andere woorden, ze versterken elkaar – dat samenlevingen dit niet laten gebeuren.
Dit is natuurlijk logisch; het is een normale menselijke eigenschap om niet lijdzaam toe te kijken als grote aantallen bedrijven failliet dreigen te gaan. Bovendien staan er altijd ook enorme hoeveelheden banen op het spel, die gered moeten worden. De assumptie van het neoliberalisme wordt dus, elke keer weer, fundamenteel ondergraven door deze werkelijkheid.
Tijdens de financiele crisis zagen we dat allemaal gebeuren. In het begin heeft de Amerikaanse overheid het bedrijf Lehman Brothers simpelweg failliet laten gaan. Dit zorgde voor een gigantische paniekaanval op de beurzen en bij de financiele instellingen.
Het had kunnen leiden tot een immens domino-effect, dat duizenden, misschien zelfs miljoenen bedrijven en personen geruïneerd had. Begrijpelijk greep de staat toen in, onder enorme druk. Bij de coronacrisis zien we hetzelfde zich afspelen. Samenlevingen accepteren het grootschalig omvallen van bedrijven niet.
Daarnaast zien we dat bedrijven die groot worden door de ‘vrije markt’ een positie naast de staat innemen als machtspelers. Zij zullen door voordelige tax rulings of andere bevoordeling een dominante positie gaan innemen in de samenleving.
Kleinere bedrijven en ondernemingen kunnen zo makkelijker uitgeknepen worden en zijn hier dan ook de dupe van. ‘De revolutionair van gisteren is de conservatief van vandaag,’ en het proberen te formaliseren of behouden van machtsstructuren is inherent aan menselijk gedrag.
Het antwoord van de vrijemarktdenkers zal natuurlijk zijn: ‘Dat is geen echte vrije markt.’ Het lijkt er echter op dat zelfs veertig jaar neoliberale hersenspoeling ons er niet toe aan kan zetten om deze regels fatsoenlijk uit te voeren – omdat ze lijnrecht tegenover de fundamenten van onze menselijke samenleving staan.
En zo krijg je dus het slechtste van beide werelden. Aan de ene kant een verrijkingsideologie waar zo weinig mogelijk regels voor de financiële sector moeten bestaan, waar winsten zo hoog mogelijk moeten zijn, en waar de aandeelhouder de grootste netto-ontvanger van de economische groei is.
Aan de andere kant een bepaalde ondergrens waar de verliezen gesocialiseerd worden. Dus de banken worden gered, de aandelenbeurzen worden kunstmatig hoog gehouden door de geldprinter van de ECB en het grootbedrijf mag met behoud van staatssteun grote groepen mensen op straat zetten.
We leven dus eigenlijk in een soort van communo-hyperkapitalisme, waarin de rest van de samenleving fungeert als een trampoline. Eerst mogen wij de financiële klap opvangen, om vervolgens de grootverdieners weer naar ongekende megawinsten te torpederen. Hoard, crash, bounce, repeat.
Het wordt tijd dat wij ons niet meer laten ringeloren. Bedrijven helpen in moeilijke tijden is prima, maar dan moet er wel weer wederkerigheid in het systeem ingebouwd worden.
Dit betekent dat de belasting op winst, vermogen en dividend gelijkgetrokken moet worden met de inkomstenbelasting. De financiële sector moet aan banden gelegd worden met capital controls, een kleine belasting op financiële transacties en het verbieden van onder andere share buybacks.
Wij moeten het neoliberalisme beschouwen als wat het is: een gefaalde droomwereld die niet past in een humane samenleving.