Rutger Bregman heeft met zijn boek Gratis geld voor iedereen veel aandacht gegenereerd voor het idee van het basisinkomen. Desondanks is er in de politiek eigenlijk helemaal geen steun voor. Als Tweede Kamerlid voor GroenLinks heeft Liesbeth van Tongeren een tijdlang het idee verdedigd, maar daar geen steun voor gekregen binnen haar eigen partij. In 2016 publiceerden de Jonge Democraten, verbonden met D66, een voorstel waarin werd aangegeven hoe het basisinkomen te financieren zou zijn, maar ook dat heeft nog niet de weg naar het partijprogramma gevonden. Dat is het wel zo’n beetje wat de steun betreft.
Het basisinkomen houdt in dat iedereen in Nederland een inkomen door de staat krijgt uitgekeerd, onafhankelijk van zijn verdere inkomen, zoals dat nu ook geldt voor AOW’ers. Het belangrijkste argument hiervoor is dat er dan geen druk meer hoeft te worden uitgeoefend op mensen in de bijstand om werk te zoeken; de beloning als ze werk vinden hoeft dan niet met hun uitkering te worden verrekend. Wel zullen ze over hun verdiensten, zoals iedereen, belasting moeten betalen.
Daarmee leidt het basisinkomen tot veel minder bureaucratie, vermijd je de vernedering van bijstandscliënten die nu op grote schaal plaatsvindt, en maak je dat werk voor iedereen loont. Daar staat dan wel tegenover dat iedereen die zijn baan kwijtraakt, er in inkomen op achteruit gaat.
Het basisinkomen wordt niet alleen bepleit vanuit de positie van de bijstandscliënten, maar ook vanuit mensen die zich in leven houden met tijdelijke baantjes, door econoom Guy Standing aangeduid als het ‘precariaat’. Zij kunnen dan, als het even tegenzit, terugvallen op hun basisinkomen, zonder ingewikkelde procedures bij de sociale dienst.
Geen vetpot
Tegenover deze argumenten staan een aantal tegenargumenten, waar Bregman met een zekere arrogantie aan voorbijgaat: Is het moreel wel acceptabel om geld te geven aan mensen, zonder je af te vragen of ze wel willen werken? En hoe betaal je dat?
Wat het eerste betreft: ook nu ontvangen veel mensen geld waar geen productie tegenover staat. Je kunt eisen dat mensen beschikbaar zijn voor werk, maar in tijden van laagconjunctuur lukt het niet om voldoende banen te creëren die vervuld kunnen worden, mede omdat daarvoor ook werkplekken en apparaten nodig zijn – al is het maar een stofzuiger. Een geliefde manier om mensen zonder veel extra kosten aan het werk te krijgen, is de functie van suppoost in een museum. Maar ook daar kan niet iedereen terecht – voor je het weet kunnen de bezoekers de schilderijen dan niet meer zien. En bij hoogconjunctuur blijven alleen mensen met zeer beperkte capaciteiten over. Daar hebben we de sociale werkvoorziening voor bedacht.
Een basisinkomen als oplossing voor werkloosheid zal geen vetpot zijn, maar minder administratie en vernedering opleveren dan het huidige stelsel, en meer stimulansen opleveren om zelf aan de slag te gaan – al is het maar in kleine baantjes die weinig opleveren, maar die wel het gevoel van eigenwaarde ten goede komen.
Verlaging AOW-leeftijd
Een groter probleem lijkt me de betaalbaarheid van het geheel. Bregman zegt daar niet zoveel over, maar de Jonge Democraten hebben het allemaal keurig uitgerekend. Daarbij wijken ze wel af van de orthodoxie van het basisinkomen, door een deel ervan per huishouden beschikbaar te stellen in plaats van per persoon. Daarmee komt het basisinkomen voor ouderen in de plaats van de huidige AOW, die ook afhankelijk is van de woonsituatie. Bij een volledig individueel basisinkomen zouden óf alleenstaande AOW’ers er aanzienlijk op achteruit gaan, óf samenwonende AOW’ers de staat ineens veel meer gaan kosten. Dat zou de betaalbaarheid sterk ondergraven.
Volgens de Jonge Democraten kost het basisinkomen zo’n € 164 miljard per jaar – een heel bedrag, maar toch ook niet meer dan 23% van het bruto binnenlands product in 2016. Het betekent ook niet dat er voor dat hele bedrag extra belastingen moeten worden geheven, want een belangrijk deel van het basisinkomen komt in de plaats van bestaande uitgaven.
Dat geldt in de eerste plaats voor de AOW. Je kunt het basisinkomen zien als een verlaging van de AOW-leeftijd naar 18 jaar. Daarmee is al € 36 miljard gedekt, doordat de huidige AOW vervalt. Een tweede dekking komt uit de huidige heffingskortingen die ook niet meer nodig zijn na invoering van het basisinkomen. Zo kan € 41 miljard worden gedekt.
De Jonge Democraten boeken ook € 13 miljard in omdat de werkloosheidsuitkeringen niet meer nodig zijn. Voor zover het gaat om de bijstand ligt afschaffing voor de hand, maar de WW heeft ook de functie om een terugval in inkomen bij werkloosheid tijdelijk te beperken – het afschaffen daarvan lijkt me nog wel een dingetje. Verder willen de Jonge Democraten de hypotheekrenteaftrek afschaffen en voor € 31 miljard aan andere belasting verhogen: een progressieve vermogensbelasting, hogere belasting op vervuiling en hogere successierechten.
Effecten
Het gevolg daarvan is een herverdeling, van mensen met hoge inkomens en veel bezit naar mensen met lage inkomens, en vooral naar mensen zonder werk die nu geen uitkering krijgen. Het basisinkomen werkt dus sterk nivellerend. Wie hier vooral van zullen profiteren zijn studenten, eenverdieners, en voortijdig gepensioneerden die het nu uitzingen tot hun pensioen door hun spaargeld op te maken. Het ‘sociale’ leenstelsel voor studenten is niet meer nodig, de ‘aanrechtsubsidie’ voor de minstverdienende partner wordt een stuk hoger, en de AOW-leeftijd wordt verlaagd naar 18 jaar.
Het is opmerkelijk dat je de weinige openlijke voorstanders van het basisinkomen vindt bij D66 en GroenLinks, want daar waren ze nu juist voor de invoering van het sociaal leenstelsel, voor afschaffing van de aanrechtsubsidie, en verhoging van de AOW-leeftijd. Je zou eerder verwachten dat ChristenUnie en SGP het basisinkomen zouden bepleiten, omdat het gunstig uitwerkt voor klassieke gezinnen waar alleen de man werkt. Maar die hoor je er niet over.
Als sociaaldemocraat ben ik niet tegen het basisinkomen vanwege deze directe effecten, maar ik heb vragen bij de indirecte effecten ervan. Ik kan mij voorstellen dat er voor bijstandsontvangers meer stimulans vanuit gaat om te gaan werken dan bij het huidige stelsel, maar in andere gevallen zou het werken kunnen ontmoedigen. Mensen zijn eerder geneigd een uur extra te werken wanneer het leuk werk is dat ook aanzien geeft, en wanneer de beloning hoger is. Maar ze zijn minder geneigd tot een uur extra werk wanneer het inkomen dat ze al hebben hoger is. Daardoor is de gemiddelde werkweek verkort in de periode na de oorlog, toen de lonen stegen.
Financieel draagvlak
Bregman komt hier met zichzelf in tegenspraak. Op grond van ervaringen in Canada verwacht hij niet dat invoering van het basisinkomen er op grote schaal toe zal leiden dat mensen minder gaan werken (p. 64). Tegelijkertijd ziet hij het basisinkomen als oplossing voor de robotisering (p. 75), wat alleen maar kan als mensen wél minder gaan werken. Op zichzelf is daar ook niets tegen, ware het niet dat daarmee ook de belastingopbrengst terugvalt, en die is juist weer nodig om het basisinkomen te kunnen betalen. Je kunt het basisinkomen dan alleen in stand houden met een zware heffing op kapitaal – en dat kan niet in één land, omdat bedrijven hun robots dan naar elders zullen verplaatsen. Misschien in Europa, maar dat levert dan weer de vraag op of het basisinkomen in heel Europa even hoog moet zijn.
Bregman ziet het basisinkomen ook als oplossing voor al die mensen die het gevoel hebben een zogeheten ‘bullshitbaan’ te hebben (p. 205). Vrijheid is dan het belangrijkste argument voor het basisinkomen, maar dat is dan toch vooral de vrijheid je baan op te zeggen. Ook wanneer het waar is dat veel werk in deze maatschappij eigenlijk best gemist kan worden – kennelijk merken werkgevers dat pas als er bezuinigd moet worden – dan nog betekent het inruilen van een bullshitjob voor een onbetaalde, maatschappelijk nuttiger functie, dat het financiële draagvlak voor het basisinkomen slinkt.
Je kunt het mooi vinden dat het basisinkomen het mogelijk maakt langer te studeren, meer tijd aan je kinderen te besteden en eerder met werken op te houden. Maar dat maakt allemaal wel dat het financiële draagvlak voor het basisinkomen afkalft. Verhoog je dan de belasting, dan wordt niet werken nog aantrekkelijker en beland je in een vicieuze cirkel.
Daar lees ik bij Bregman niets over.