Sinds medio 2016 hebben een ongegeneerd populistische president en zijn gretige tegenstanders de politiek van de machtigste natie op aarde getransformeerd tot een dagelijkse soap rondom de persoon van de president. Tegenover ons aan de Noordzee speelt zich sinds ongeveer hetzelfde moment een even slepende politieke komedie af. Deze heeft het land verdeeld op een manier die tot voor kort onvoorstelbaar was.
Het tafereel toont ons dagelijks de ingewikkelde politieke puzzels van de 21e eeuw: de macht en onmacht van gevestigde bestuursvormen, de macht van persoonsverheerlijking, de dreiging van autocratie, de rollen van oude en nieuwe media, de relatie tussen democratie en populisme, die tussen democratie, volk en instituties, de vraag wie ‘het volk’ eigenlijk is, enzovoort.
Misschien kijken we zelfs naar een fundamentele herijking van ons denken over democratie, al blijft nog even ongewis wat daar dan uit zal komen. Wel valt het op dat op het Europese vasteland de verdeeldheid toch minder uit de hand loopt. Hoewel daar zeker vergelijkbare confrontaties plaatsvinden, blijft het continent tot nu toe behoorlijk stabiel naast de VS en het VK.
Een opvallend onderdeel van de Angelsaksische ideeën- en sentimentenstrijd is dat er twee verschillende opvattingen meespelen over wat democratie in essentie betekent.
De eerste opvatting, gangbaar onder populisten en bij voorstanders van de Brexit, is dat democratie betekent ‘meeste stemmen gelden.’ Waarin dus de wil van de meerderheid heerst, of anders tenminste die van de grootste minderheid. Wie een meerderheid vertegenwoordigt, hoe krap ook, heeft het recht zijn visie door te drukken, hoe extreem deze ook is en hoe tegengesteld aan wat de andere (bijna)helft van de bevolking wil, want dit is wat democratie zou betekenen.
Bij deze versie van democratie kan in theorie één stem meer of minder bij een verkiezing de keuze bepalen tussen een extreemrechts en een extreemlinks beleid. Het oermodel van deze democratie is een stemming door een volksvergadering op een dorpsplein met één simpele keuze, voor of tegen. Niet toevallig is het districtenstelsel bij verkiezingen in het VK en de VS op hetzelfde concept gebaseerd. Dit maakt het misschien beter te begrijpen waarom Johnson claimt de democratie te verdedigen tegen het parlement.
Tegenover deze ‘meeste stemmen gelden’-opvatting staat een andere opvatting, namelijk die waarin democratie gelijk is aan vertegenwoordiging van alle geledingen van de maatschappij, oftewel aan een permanent gesprek tussen alle relevante groepen. Iedereen wordt gehoord, maar de grootste groep heeft ook de meeste invloed. Invloed op het beleid is (idealiter) proportioneel aan de relatieve grootte van de groep. Het oermodel hier is de middeleeuwse Statenvergadering waarin alle politiek relevante standen hun zegje konden doen tegenover de regerende vorst. Een belangrijk kenmerk is dat ook met minderheidsbelangen in de besluitvorming rekening kan worden gehouden.
Het cruciale verschil tussen de beide opvattingen is de houding ten aanzien van pluriformiteit. Een totalitair systeem kan een democratie zijn of eruit voortkomen. De meerderheidsopvatting, als uitdrukking van ‘de volkswil’, wordt dan door het leiderschap aan iedereen opgelegd en afwijkende leefwijzen en dissidente opvattingen worden zoveel mogelijk uitgebannen. Tot op zekere hoogte kan het resultaat nog als democratie van het eerste type voorgesteld worden. Al zit precies daar ook het cruciale probleem.
Het opleggen van het meerderheidsstandpunt maakt meteen ook correctie en aanpassing daarvan onmogelijk. Verandering begint immers altijd met een dissident geluid en juist daarvoor is geen plaats meer. Een ‘democratie’ van het eerste type, ook al begint deze met een authentieke collectieve volkswil die een nieuwe werkelijkheid schept, verwordt altijd na enige tijd tot de tirannie van een veronderstelde meerderheid. Of simpelweg tot tirannie door een regime dat claimt met de stem van de meerderheid te spreken. De voorbeelden in de geschiedenis van de 20e eeuw zijn zo evident dat ze hier niet eens genoemd hoeven te worden.
Zonder pluriformiteit dus geen duurzame democratie. De meerderheid moet in haar midden plaats maken voor minderheden, subgroepen en dissidenten, juist om haar eigen democratische greep op de bestuurders in stand te houden. Een blijvende democratie is een permanent gesprek tussen groeperingen.
Vrije onafhankelijke media, wetenschap, verkiezingen en rechtspraak zijn cruciale onderdelen van het mechanisme, evenals de vrijheden van vergadering en betoging. Zonder dialoog met dissidenten en minderheden is ook de meerderheid uiteindelijk tot slavernij gedoemd.
Welke rol spelen de formele structuren hierin? Het is wel eens geopperd dat ons evenredige kiesstelsel, dat vele groepen een stem in het parlement geeft, aan het einde van zijn houdbaarheid is. Toch lijkt juist dat stelsel nu iets resistenter tegen uit de hand lopende polarisatie. De huidige chaos in de VS en het VK roept de vraag op of het districtenstelsel niet op zijn laatste benen loopt.
Beeld: Niek Verlaan