Roel Sint zette zaterdag in een vlammend betoog neer wat het boek Fantoomgroei met hem deed. Ik deel zijn woede over de ongelijkheid na veertig jaar loonmatiging en marktwerking die het boek zo pijnlijk blootlegt, en wil hier de aandacht vestigen op de oplossingen. Want Fantoomgroei geeft handvatten voor een alternatieve wereld. En hoe pril en primitief die handvatten ook mogen zijn als je ze afzet tegen de reuzen die de huidige wereldeconomie beheersen: ze kunnen de kiem leggen voor een duurzame verandering.
Hoe zat het ook alweer?
Nog even alle ellende op een rijtje. Fantoomgroei toont de ontwikkeling van het economisch denken na Joop den Uyl. Na zijn kabinet kwamen we in economisch zwaar weer en moest het roer om. Van Agt hield zich nog enigszins in, maar vanaf 1982 sloeg Ruud Lubbers de weg in die ook nu nog het onbetwistbare dogma lijkt: de weg van loonmatiging, bezuinigingen en marktwerking om economische dipjes het hoofd te bieden.
Uiteindelijk kwamen we iedere crisis weer te boven. Maar de crisismaatregelen bleken altijd blijvertjes. De nasmaak van het ‘zuur’ waar we ons volgens Jan Peter Balkenende even doorheen moesten bijten, die nasmaak wilde maar niet verdwijnen uit onze mond.
In februari 2020, aan de vooravond van de coronacrisis, beleefde Nederland een economische hoogconjunctuur. Tegelijk waren er 40.000 daklozen, was er een ongekende woningnood, waren publieke voorzieningen als zorg, onderwijs en politie tot op het bot uitgeknepen en beleefde de voedselbank gouden tijden.
Tegelijk was daar de comeback van de uitbuiting. De platformeconomie bracht bedrijven voort als Uber en Deliveroo die hun medewerkers een schijntje betalen, zonder pensioensopbouw of welke rechten dan ook. Via slinkse constructies laat Bol.com Polen dertig kilometer per dag lopen in zijn magazijn tegen een ondermaats loon. Vakbonden staan buitenspel.
Dit is waar we nu staan, na veertig jaar zonder morren de dogma’s van Lubbers te hebben nagevolgd. Recessies betekenen armoe, hoogconjunctuur betekent weelde – voor een kleine groep aandeelhouders welteverstaan. De rest haalt vertwijfeld de schouders op. Wat betekent die zogenaamd goed draaiende economie voor mij?
Just transition
Ook in de coronacrisis is het ‘companies first’, zoals we de afgelopen maanden hebben gemerkt. Deze crisis wordt hoogstwaarschijnlijk aangepakt zoals haar voorgangers: investeren in bedrijven, bezuinigen op de rest. De schrijvers van Fantoomgroei leken dit ook te voorzien. Van onze leiders hoeven wij als burgers weinig te verwachten. Maar er zijn andere wegen naar een betere wereld.
Die hoop ligt in het fenomeen ‘just transition’. Just transition is een verzamelnaam voor alternatieve economische systemen waarin de rechten van arbeiders gewaarborgd zijn én waar aandacht is voor prangende kwesties als bijvoorbeeld het klimaat.
Jackson
De schrijvers nemen ons mee naar de stad Jackson, in het zuiden van de VS. Onder de bevolking van Jackson, en met name het zwarte deel, heerst van oudsher grote armoede. In 2013 richtte activist Kali Akuno een coöperatie op met als uitgangspunt: als we het niet moeten hebben van de landelijke economie en politiek, scheppen we gewoon ons eigen parallelle systeem.
Akuno’s economie is gebaseerd op democratie en solidariteit. Iedereen heeft zeggenschap over de onderdelen ervan. En samenwerking, wederkerigheid, duurzaamheid en rechtvaardigheid zijn de kernwaarden.
Hoe ziet dat er dan uit, zo’n systeem?
In Jackson begon het met een aantal stadsboerderijen om de directe regio van voedsel te voorzien. Een café en een cateringbedrijf volgden. Men kocht stukken land op om deze uit handen van beleggers te houden en er zelf betaalbare ecowoningen te bouwen. Er ontstond zelfs een eigen bank- en kredietsysteem.
De parallelsamenleving in Jackson deed meer dan voorzien in eerste levensbehoeften. Mensen kregen weer het gevoel dat ze ertoe deden en vooral: dat ze niet machteloos stonden tegen het ogenschijnlijke fatalisme van de marktwerking waarmee de westerse wereld zijn ongelijkheid altijd maar weer rechtvaardigt.
Bologna en Denver
Waar het in Jackson allemaal nog kleinschalig is, pakken ze het in de Italiaanse regio Emilia-Romagnana al grootser aan. In de hoofdstad Bologna is 85 procent van de sociale dienstverlening, zoals kinderopvang en ouderenzorg, in handen van sociale coöperaties. De regio heeft een opvallend lage werkloosheid. Tweederde van de inwoners is lid van ten minste één coöperatie.
Taxichauffeurs in Denver ontwikkelden de platform co-ops: democratische en eerlijke alternatieven voor de Ubers van deze wereld die de markt verziekt hebben. Door zelf mede-eigenaar te worden van het taxibedrijf, voelden de chauffeurs zich daadwerkelijk met hun werk verbonden en hebben ze meer zeggenschap over hun eigen salaris.
Bedrijven willen ‘deugen’
Wat met de taxi’s kan, moet ook met andere platformdiensten mogelijk zijn. Waarom kunnen maaltijdbezorgers geen coöperatie vormen? Zo kunnen uitbuiters als Deliveroo en (vooruit, in iets mindere mate) Thuisbezorgd.nl buitenspel gezet worden.
Voor deze initiatieven moet een successleutel bestaan. Onthoud: bedrijven willen ‘deugen’. Denk aan alle merken die meegaan in het activisme rondom klimaat, racisme en genderneutraliteit. Wil een restaurant een maatschappelijk verantwoorde reputatie behouden – en dat wil het, want dat willen alle bedrijven – dan helpt het natuurlijk om in zee te gaan met een eerlijke, lokale bezorgerscoöperatie.
Wooncoöperaties
Over parallelle woonsystemen spreken de schrijvers van Fantoomgroei niet, maar het is zeker de moeite waard dit te bespreken. De wooncoöperatie is een fenomeen dat ook binnen Nederland steeds meer aandacht krijgt.
Vastgoedroofdieren als Blackstone hebben hun klauwen gezet in de Nederlandse markt (zie de docu Push). Steden worden opgekocht en worden zo onbetaalbaar voor lagere inkomens. Tegelijkertijd verkopen woningcorporaties massaal hun woningen, deels uit noodzaak vanwege de Verhuurdersheffing, deels uit ordinair winstbejag. De huur van woningen die nog wel in de verhuur blijven, stijgt tot een hoogte die steeds meer huurders niet meer kunnen opbrengen.
Tijd om ook op de woningmarkt het heft in eigen handen te nemen. De gemeente Amsterdam zet de komende jaren flink in op het ontwikkelen van wooncoöperaties. Een wooncoöperatie is een groep mensen die een complex bewonen en tevens volledig zelf beheren. De woningen vallen meestal onder sociale en middenhuur, maar er zijn ook coöperaties met koopwoningen. Vaak is er – vanuit de idealistische wens tot gemengd wonen – een mix van deze drie woonvormen.
Een wooncoöperatie is doorgaans te klein om Verhuurdersheffing te betalen. Zo kan de huur betrekkelijk laag blijven en blijft betaalbaar wonen gegarandeerd. Bewoners zijn niet overgeleverd aan de grillen van een verhuurder, maar kunnen helemaal zelf hun woonomgeving vormgeven.
Cultuuromslag
Ze zijn er dus, die manieren om verandering teweeg te brengen en een weerwoord te bieden aan de dictatuur van het grote kapitaal. Deze systemen uitdenken is al een kunst op zich, maar het is volgens mij nog niet eens de allergrootste uitdaging. Die ligt in het teweegbrengen van een cultuuromslag.
Als ik om me heen kijk, zie ik lamgeslagenheid. Vier decennia van geleidelijk aflopende koopkracht en zeggenschap over de eigen leefsituatie hebben het effect gehad van de kikker die langzaam is doodgekookt. Er is sprake van wat in de psychologie wordt omschreven als ‘aangeleerde hulpeloosheid’. ‘Wat we ook doen, het helpt toch niet’, is een gevleugelde uitspraak van de aangeleerd hulpeloze, en natuurlijk die klassieker van je mopperende oom op familiefeestjes: ‘We moeten het er maar mee doen, hè’.
Die aangeleerde hulpeloosheid doorbreken, daarin ligt misschien wel de grootste uitdaging. Mensen moeten geloven dat er daadwerkelijk manieren zijn om hun lot weer in eigen handen te krijgen. Ze moeten stoppen met hun hoop vestigen op Den Haag. Want daarvandaan zal het niet komen. Ze zullen het zelf moeten doen. Misschien komt die participatiesamenleving er op deze manier toch. Maar of dit is wat Rutte ermee voor ogen had, durf ik niet te zeggen.
DIY
Ongetwijfeld zullen na dit schrijven de vragen op me afkomen. ‘Leuk gezegd allemaal, Steven, maar hoe moet dat dan precies, zo’n coöperatie uit de grond stampen?’ Ik heb geen idee. Ik heb Fantoomgroei ook pas twee weken geleden gelezen. Ik ben geïnspireerd, maar dat was het dan ook. Ik heb nog niets ondernomen.
Wel ben ik heel blij met een boek dat naast alle onheilsboodschappen over het roofkapitalisme ook handvatten aanreikt voor alternatieven. En mocht je deze alternatieven iets voor naïeve dromers vinden: besef dan dat het neoliberalisme dat ook ooit was. Nauwelijks een halve eeuw geleden was het onbegrensd kapitalisme nog slechts een vaag idee van een paar filosofen die elkaar ontmoetten in een Zwitsers hotel.
Do it yourself. Dat is misschien de boodschap voor de komende decennia.
Foto: Dominik Bednarz via Unsplash