De kandidaatstelling van Kauthar Bouchallikht voor GroenLinks heeft mede door kritische blogs van Carel Brendel flink stof doen opwaaien. Dit stuk gaat echter niet over de ins en outs van deze specifieke kwestie. Wat ik wel poog te doen is te verklaren waarom conservatieve clubjes zich überhaupt zouden willen verbinden aan progressieve en vrijzinnige partijen die intersectionaliteit als belangrijk denkkader hebben.
Progressieve partijen hebben als boodschap dat het belangrijk is om jezelf te mogen zijn. Dat je ongeacht je geloof, etniciteit, nationaliteit, geaardheid enzovoort, de vrijheid hebt om je eigen keuzes te maken en je eigen pad te bewandelen. Een boodschap die ik helemaal deel.
Wat er echter in de praktijk vaak mis gaat met dit ideaal is dat leden van intersectionele progressieve partijen de neiging hebben om te denken in termen van groepen en groepsidentiteiten, in plaats van individuen – met name wanneer het gaat om burgers die niet blank zijn. Hierdoor komen minderheden binnen minderheden, en dus uiteindelijk het individu, in de knel.
Want als de vrijheid van minderheden gaat betekenen ‘het beschermen van exotische groepen’, en dit zich vervolgens in de praktijk vertaalt naar het bewaken van een soort soevereiniteit in ‘hun’ eigen kring – dan begin je het enthousiasme te snappen van conservatieve clubjes om zich aan te sluiten bij zulke progressieve partijen.
Die keuze maken zij dan immers niet vanwege de progressieve sociale waarden, zoals gendergelijkheid, homo-emancipatie, geloofsvrijheid, de bescherming van het individu en vrije partnerkeuze. Dat is allemaal prima voor de ‘ander’. Nee, het gaat conservatieve clubs dan primair om het veiligstellen van conservatieve waarden, dogma’s en controle in de eigen gemeenschap ten koste van bovengenoemde progressieve waarden. En pijnlijk genoeg ten koste van mensen binnen die gemeenschap.
Het ontstaan van Denk volgt precies dit verhaal. Op het moment dat er door de PvdA aan die ‘soevereiniteit binnen eigen kring’ gemorreld werd, tóen kwamen Selçuk Öztürk en Tunahan Kuzu namens hun achterban in opstand. Ze weigerden achter het beleid van de toenmalige PvdA-minister Asscher te gaan staan, waarin hij in het kader van integratie onderzoek deed naar de invloed van een aantal Turkse organisaties in Nederland. Kuzu en Öztürk kunnen best gevoeld hebben dat er verraad werd gepleegd aan het impliciete contract: uitruil van stemmen, voor soevereiniteit in eigen kring.
De wereld van intersectionaliteit is tevens aantrekkelijk voor een conservatief-gelovige omdat je daarmee oorzaken van problemen binnen een gemeenschap, daarbuiten kunt leggen. Jouw religie lijkt dan ineens aan de oppervlakte toch verenigbaar met progressieve ideeën: problemen rond bijvoorbeeld gelijkberechtiging van vrouwen en lhbt-mensen zijn te wijten aan begrippen zoals witheid, kolonialisme, racisme en imperialisme en je eigen religie is een onderdrukte identiteit. Tegelijkertijd kun je je inzetten voor andere idealen die niet botsen met je religieuze overtuiging, zoals klimaat en milieu.
Lid zijn van een progressieve partij is dan edgy, bevlogen en rebels en gelijktijdig kun je het dogma van het perfecte geloof (maar de imperfecte gelovige) in stand houden. Dé manier om die behoefte aan activisme en contrair denken te uiten, zonder dat je conservatieve ideeën in de eigen gemeenschap hoeft ‘uit te dagen’. Zo kun je jezelf politiek verbinden met waarden die je voor je eigen gezin, familie en gemeenschap niet in ere hoeft te houden.
Ten derde is intersectionaliteit een manier om kritische vragen over één enkel ‘label’ te ontduiken omdat je je ten alle tijden kunt beroepen op een hele stapel identiteiten. Ondanks dat je jezelf overduidelijk presenteert als conservatief-gelovige, kun je (kritische) vragen daarover afdoen als racisme, islamofobie of seculier-fundamentalisme. Tegelijkertijd kun je alle positieve zaken die op je identiteitskruispunt terecht komen, wél weer verbinden met je religie. Op die manier houd je voor jezelf en je partijgenoten de illusie in stand dat je progressief bent, terwijl je er eigenlijk oerconservatieve denkbeelden op na houdt.
Laat ik overigens met nadruk zeggen dat ik denk dat het hier maar zelden gaat om een soort kwaadaardige infiltratie. Conservatieve gelovigen kunnen zich immers echt thuis voelen bij progressieve partijen vanwege het hierboven beschreven (mis)begrip. De overtuiging van beide kanten dat er een match is, is oprecht. Maar het is een match die alleen kan bestaan bij de gratie dat ‘practice what you preach‘ niet voor iedereen geldt.
Intussen zien we keer op keer weer dat minderheden binnen minderheden – en zo uiteindelijk het individu – geofferd worden op dit altaar, juist ook door progressieve partijen. Door partijen die vanuit de diversiteitsgedachte verkeerde keuzes maken, die conservatieven op het schild hijsen en tot voorbeeld stellen. Door adviescommissies die religieuze denkbeelden en organisatorische verbanden niet kritisch durven te bevragen. Paradoxaal genoeg wordt conservatief-religieus gedachtegoed zo door progressieve partijen genormaliseerd.
Welk signaal denken deze partijen daarmee af te geven aan individuen in onvrije gemeenschappen die zich vrij willen maken van de dogma’s die in die gemeenschap worden opgelegd?
Om de populaire meme maar te gebruiken: wat voelt als emancipatie, maar is het niet?
Beeld: Tunahan Kuzu en Selçuk Öztürk bij Jeroen Pauw, de avond na de breuk met de PvdA