Laatst las ik op deze site het artikel Pas de naam ‘Gouden Eeuw’ aan van Fabian van Hal. Mijn eerste gedachte was: Is dit soort gezever nou niet juist de reden dat ik een nieuw links wil? Is die voortdurende benadrukking van identiteitspolitiek niet juist de oorzaak van de teloorgang van links? Maakt links zich door dit soort artikelen niet juist onuitstaanbaar in de ogen van velen? Terwijl het in politiek en democratie gaat om het winnen van de stemmen van velen?
Nou wil het toeval dat ik tijdens het ‘nee’ schudden bij het lezen van het artikel, een terloopse blik wierp op de boekenkast naast mij. Daar stond Metaphors We Live By van George Lakoff en Mark Johnson. Het is een van de weinige boeken die ik meerdere keren heb gelezen. Een juweeltje, in mijn speciale vakje van meerdere keren gelezen boeken. Naast die andere kleine juweeltjes zoals The Structure of Scientific Revolutions van Thomas S. Kuhn en Games People Play van Eric Berne. Boekjes van bescheiden omvang, maar met een groot inzicht. Een goed idee of inzicht heeft kennelijk weinig pagina’s nodig om zich te laten uiteenzetten.
Het is alweer een tijd geleden dat ik Lakoff las, maar de connectie met de ‘Gouden Eeuw’ bracht veel in beweging. Volgens Lakoff begrijpen we aan de hand van metaforen fenomenen in termen van andere fenomenen. Zo begrijpen mensen het fenomeen tijd in termen van het fenomeen ruimte: we stellen ons de tijd voor alsof het een lijn in de ruimte is, alsof er ‘iets’ (een gebeurtenis) is dat zich ‘uitstrekt’ van begin tot einde. Het maakt daardoor dat we een gebeurtenis zien als iets dat concreter en tastbaarder is dan dat het werkelijk is in de ongrijpbaarheid van het tijdsverloop.
Misschien is deze ruimtemetafoor voor de tijd nog enigszins waardevrij (hoewel ze een sta-in-de-weg kan zijn voor mensen die het fenomeen tijd werkelijk proberen te begrijpen). Bij andere metaforen is dat niet het geval. Wat te denken van de door Lakoff genoemde mind as a machine-metafoor? (‘Werken de raderen een beetje daar boven? Of moet je nog op gang komen?’) Deze metafoor heeft vergaande gevolgen voor de manier waarop we naar mensen kijken. In samenhang met de machinemetafoor ligt een machinale kijk op de menselijkheid al gauw op de loer.
Er is ook de argument as war-metafoor. We gaan er met zijn allen in deze samenleving voetstoots vanuit dat debatteren gelijk is aan oorlog voeren. Debatterende personen nemen ‘stellingen’ in. Ze ‘delen uit’. Ze hebben ‘strategieën’. Kunnen ‘valsspelen’ (drogredeneren). En kennelijk kun je een debat ‘winnen’. Terwijl je, zo stelt Lakoff, een debat misschien ook zou kunnen zien als een ‘dans’. Of als een ‘gezamenlijke speurtocht naar inzicht’.
Onze cultuur ziet dat echter niet zo. We hebben zelfs ons hele rechtssysteem ingericht volgens de oorlogsmetafoor – ook wel het ‘toernooimodel’ genoemd -, met eisende en verdedigende partijen, een (scheids)rechter, en een wedstrijduitslag in de vorm van een oordeel waarbij een partij wordt veroordeeld en aldus zijn rechtszaak ‘verliest’.
Maar is de oorlogsmetafoor wel geschikt om disputen tussen mensen op te lossen?
Het gebruik van deze metaforen wordt vanzelfsprekend gevonden. Als de minister roept dat de groei – een ruimtelijke metafoor – van de economie tegenvalt dan denkt iedereen: ‘Oei, dat is niet goed.’ Terwijl we inmiddels in een tijd zijn aanbeland waarin we ons moeten afvragen of economische groei per se positief is.
Dit soort dingen vragen we ons echter nooit af. Metaforen zijn voor ons namelijk meestal volstrekt onbewust: we zijn ermee grootgebracht. En omdat ze onze bril naar de werkelijkheid zijn, geven ze die werkelijkheid ook vorm. Dat gebeurt allemaal op een manier die we vanzelfsprekend vinden. We zien niet meer dat we keuzevrijheid hebben met betrekking tot het gebruik van metaforen. Want die vrijheid hebben we. We kunnen een rechtsstrijd ook zien als een ‘dans’, het brein als een ‘sprookjestuin’, of de economie als een ‘schip’ in plaats van een ‘opblaasbare ballon’.
Zeker in tijden die vragen om verandering is het zaak om eens ernstige vragen te gaan stellen bij de metaforen die we gebruiken en die we inzetten om onze werkelijkheid vorm te geven. We staan op het moment voor grootse ontwikkelingen in de wereld. Het milieu, globalisering, groei van de wereldbevolking, integratie van bevolkingsgroepen, technologische ontwikkelingen, het einde van het fossiele tijdperk, et cetera.
Deze tijd vraagt om andere metaforen.
Soms worden onbewuste metaforen ter discussie gesteld omdat een enkele specifieke metafoor een bepaalde groep mensen onwelgevallig is. Zoals de metafoor ‘zwart’: ‘Ook al ben ik zwart als roet, ik meen het wel goed.’ Dat is een tegenstelling tussen zwart en goed, gebaseerd op de metafoor ‘zwart’ voor duister en beangstigend. Iets waarvan de meeste Nederlanders zich tot voor kort volstrekt onbewust waren. Totdat iemand met een donkere huidskleur een vinger opstak. Zo is het ook met betrekking tot de metafoor ‘goud’. Die wordt gebruikt om een periode in de vaderlandse geschiedenis te kenschetsen waarin het, volgens huidige inzichten, bepaald niet alles goud was wat er blonk.
‘Zwart’ en ‘goud’ zijn echter op zichzelf staande metaforen die ter discussie worden gesteld in het kader van de Zwarte Pieten- en Gouden Eeuw-debatten. Die discussies worden, geheel conform de de heersende toernooimetafoor, op een ruzieachtige manier gevoerd. Zodat mensen zoals ik vaak het idee krijgen dat er wordt gedramd, gezeurd en gestampvoet – met alle slechte pr voor links tot gevolg.
Hoe moeten we dán omgaan met diep ingesleten metaforen die tot een achterhaalde kijk en navenante invloed op de werkelijkheid leiden? Het omkeren van woorden werkt niet, zie een naam als ‘de Grauwe Eeuw’: men blijft daarmee binnen de kleurenmetafoor. (Net zoals overigens het geval is met het herkleuren van Zwarte Piet.) Met als gevolg een tegenstelling tussen ‘goud’ en ‘grauw’ die de vrucht van polarisatie in zich draagt.
Lakoff zelf stelt voor om vóór alles meer bewust te worden van het gebruik van metaforen. Bewustwording is het begin van alle mogelijkheid tot verandering. Een volgende, of parallelle, stap is om in compleet andere metaforen te spreken en denken. Metaforen die zich in een andere dimensie bewegen – zoals Lakoff’s suggestie om het debat als een dans te zien.
Wat dat betreft is het stuk van Fabian van Hal er een die we moeten begrijpen in relatie tot het bewust worden. Hij wijst ons – zonder het zo te zeggen – op het bestaan van een metafoor die in de huidige tijd aan geldigheid verliest. Dat is winst.
Net zoals het winst is om in te zien dat er, met betrekking tot de economie, slechts subjectieve waarheid schuilt in ruimtelijke metaforen. Maar daarmee zijn we er nog lang niet. Het bewustzijn over metaforen dient verder te gaan. We moeten ons herbezinnen op termen als ‘groot’, ‘groei’, ‘hoog’ en ‘ontwikkeling’, om er maar een paar te noemen.
Is dat bewustzijn er eenmaal, dan ontstaat er vanzelf creativiteit om nieuwe metaforen te bedenken – zonder dat we intussen blijven hangen in een ‘debat is oorlog’-situatie.