Sinds mijn achttiende stem ik regelmatig bij verkiezingen. De eerste keer dat ik stemde, al lang geleden, was dat geloof ik op D66. Of D’66 zoals je dat toen nog schreef. Daarna heb ik eigenlijk altijd links gestemd – PvdA over het algemeen. Wat dat betreft heb ik toch een links hart. Het was ook dat hart waarmee ik stemde. Dat wil zeggen: op gevoel. Ik hoefde voor verkiezingen niet de partijprogramma’s met elkaar te vergelijken en criteria voor vergelijking te verzinnen. Ik ging af op een tweetal eenvoudige gedachten: links komt op voor de maatschappelijk achtergestelden, en links staat daarmee voor vrijheid. Punt. That’s it.
Rond 2010 kwam de omslag. Toen heb ik me nog wel laten meesleuren in de tweestrijd met de VVD en stemde ik nog een keer PvdA. Maar er zat al een zekere tegenzin in me. En sindsdien is die erg toegenomen. Oorzaak daarvan is dat ik mijn twee redenen om links te stemmen niet meer vertegenwoordigd wist bij de gangbare midden-linkse partijen (PvdA en D66). En ook GroenLinks leek me wat dat betreft geen veilige haven meer.
In de eerste plaats bleken deze partijen niet langer op te komen voor de achtergestelden in onze samenleving. Integendeel. De arbeider, of ‘gewone man met bescheiden portemonnee’ die men van oudsher vertegenwoordigde, werd door de midden-linkse partijen steeds meer afgestoten. Achteraf gezien lijkt dat al onder Kok te zijn gebeurd.
Destijds had ik er echter niet zo’n oog voor. Het gebeurde toen veel meer achter de technocratische schermen. Oftewel, op basis van een poldermodel waarbij bedrijfsleven en werknemersvertegenwoordigers onpolitieke afspraken met elkaar maakten. Het kwam later veel meer aan de oppervlakte. Althans, voor mij, als niet-typische representant van de arbeider. De arbeider zelf had het al eerder in de smiezen. En verkoos een ‘ruk naar rechts’. Dat wil zeggen: Fortuyn, en later Wilders.
Het apolitieke gepolder en deze ruk naar rechts, leidden er – kennelijk – toe dat midden-links nadrukkelijk afstand deed van de arbeider als lid van haar achterban. Ik zie het zo, dat de PvdA, en met name het links gerichte deel van de media, het die arbeider nooit heeft vergeven. Met als gevolg dat diezelfde arbeider als ’tokkie’ in het verdomhoekje werd geplaatst en met hem door de PvdA en met name de genoemde media nadrukkelijk de spot werd gedreven. Op een veelal vileine manier.
Het heeft geleid tot een verdere verwijdering tussen dit links en haar voormalige achterban, de arbeider. Deze laatste werd door de eersten kennelijk als verloren terrein beschouwd, met als gevolg dat midden-links op zoek ging naar nieuw terrein. De agenda was vanaf nu niet langer het opkomen voor de (economisch) achtergestelden, maar het voeren van identiteitspolitiek. Hetgeen mij voert tot mijn tweede punt: de vrijheid.
De vrijheid die ik altijd associeerde met links was er steeds een van de emancipatie van de maatschappelijk achtergestelden. Oftewel: financieel-economische emancipatie van de arbeider, carrière-, waarderings- en beloningsemancipatie van de vrouw, uitings- en waarderingsvrijheid van homo’s en gelegenheid voor immigranten om dromen waar te maken in het land van aankomst.
Midden-links bleek er evenwel veel voor over te hebben om het verlies aan achterban bij de economisch minder bedeelde (en aan rechts verloren) arbeiders, goed te maken door deze vrijheidsidealen op te geven ten faveure van applaus van nieuwe conservatieve groepen die op hun beurt geen aansluiting vonden bij de van oudsher conservatieve Nederlandse politiek. Ik heb het dan over de conservatieve islam.
Een beweging die van nature eigenlijk beter zou passen bij een partij als de SGP, maar daar geen aansluiting vond. Een beweging die inmiddels zelf ook de principiële onmogelijkheid heeft ingezien van een huwelijk met het van oudsher liberale midden-links en eigen conservatieve bewegingen is begonnen (DENK, NIDA, etc.).
Het heeft er allemaal toe geleid dat midden-links op dit moment met lege handen staat. Althans, voor zover het de actieve standpunten betreft. De arbeider mag inmiddels als verloren worden beschouwd. De (conservatieve) islam heeft zijn eigen bewegingen opgericht. Wat resteert er voor dit links? Wel, het lijkt neer te komen op het nog verder van zich verwijderen van de arbeider. Oftewel, van de ‘gewone man’. Men blijft deze met opgeheven wijsvinger verfoeien vanwege het feit dat hij het ooit heeft gewaagd op Fortuyn of Wilders te stemmen, en zet dat wijsvingeren steeds heftiger aan.
Kennelijk levert dat wrijven in een vlek nog het een en ander aan zetels op bij een relatief rijke, onbezorgde en lieve burgerij die op abstract niveau voor een onbenoemd principe kiest (mits de consequenties ervan ver van het bed zijn gelegen). Elders levert het weinig op. En wat resteert is een raar aandoende situatie, waarin dit links voor zeer lange tijd politieke macht lijkt te hebben ingeleverd vanwege het feit dat men de eigen voormalige achterban heeft geschoffeerd, en blijft schofferen. Het gaat immers niet aan om een eeuwige liefde van zich te vervreemden door deze als ’tokkie’ te bestempelen, en zich te vergissen in een nieuw object van liefde dat zijn eigen gang gaat.
Het brengt mij in een lastig parket. Want ik ben niet van de VVD en ander rechts gedachtegoed. Maar ik vraag me wel heel erg af wat ik nu moet doen. Of eigenlijk weet ik dat wel. Want ik heb een jaar of wat geleden besloten om lid te worden van de Partij voor de Dieren. Niet dat ik zo van de dieren ben. Ik koop nog regelmatig een onsje vlees bij de slager (sorry Marianne). Maar ik kan niet anders, met mijn linkse hart.
Het is nog slechts een klein, links, eilandje, de Partij voor de Dieren, waar de voormalige linkse achterban niet als ’tokkie’ wordt weggezet, waar men kritisch durft te denken over Europa, waar vrijheid voor mens (en dier!) hoog in het vaandel staat, en waar men – en dat hebben ze voor op de enige andere nog resterende kandidaat op links, de SP – beschikt over de kritische lef en het intellect van Ewald Engelen.
Is het bij gebrek aan beter? Daarmee zou ik de mensen van de Partij voor de Dieren tekort doen. Men stijgt langzaam maar gestaag in peilingen en bij verkiezingen.
Foto: Peggy Choucair via Pixabay