De tentoonstelling Foute Boeken? van het Huis van het boek in Den Haag maakt duidelijk dat tijden veranderen. De bezoeker wordt er geconfronteerd met een groot aantal van de meest smakeloze en ongemakkelijke letterkundige uitingen uit de recente Nederlandse geschiedenis. Van het rijmpje ‘10 Kleine Nikkertjes’ en oude pompstationspornoboekjes tot nazipropaganda; het zijn geen boeken waarin we in moeilijke tijden nog snel op zoek gaan naar wijsheid of houvast. Veel van deze boeken staan er ook een beetje sneu bij; vergeeld, bekrast en versleten, boeken uit een andere tijd.
Toch zorgen deze culturele uitingen voor verhit debat. Het museum toont bijvoorbeeld een nieuwsbericht over de Nederlandse vertaling in 2018 van een pamflet uit 1963 van James Baldwin waarin het woord ‘negro’ niet met ‘neger’ maar met ‘zwart’ vertaald is. Alhoewel vele voorstanders van de vrijheid van meningsuiting misschien fanatiek het hoofd zullen schudden bij deze uitwissing van het verleden, laat de tentoonstelling vooral zien dat het al dan niet verspreiden of tonen van informatie een genuanceerd proces is waarin op verschillende manieren keuzes moeten worden gemaakt.
Zo is er bij de tentoonstelling ook een nieuwsbericht te lezen over een schoolbibliotheek in Barcelona die een partij boeken wegdeed die seksistische rolpatronen zouden weergeven. Ook dit is het soort nieuwsbericht dat het doorgaans goed doet in de ‘je mag ook niks meer’-hoek, maar als men hier iets verder doordenkt wordt het lastiger. Een schoolbibliotheek heeft namelijk maar beperkte capaciteit. Als er een partij ligt met gedateerde en verpieterde boekjes over perfecte jaren ‘50 gezinnetjes, is het begrijpelijk dat er beslist wordt om mee te gaan met de tijd en deze boeken van de hand te doen. Er zijn immers veel actuelere werken te vertonen.
Simpelweg roepen dat de vrijheid van meningsuiting heilig is gaat dus niet altijd op. Als we dit tot het uiterste doortrekken zou een docent van een openbare basisschool vrolijk een themaweek rondom de antisemitische bekeringsromans (waarin joden hun identiteit van zich afschudden en zich bekeren tot het christendom) uit de tentoonstelling organiseren zonder tussenkomst van het bestuur. Hier komt ook bij, terugkomend op het eerdere voorbeeld over Baldwins pamflet, dat als een uitgeverij een gekuiste versie van een eerder werk wil uitgeven en daartoe de rechten heeft, het haar vrij staat dit te doen. Ook dit is vrijheid van meningsuiting.
De huidige discussie over goede of foute boeken gaat daarom ook over de manier waarop informatie institutioneel wordt gekanaliseerd en geregisseerd in onze informatie-economie. De kinderboekjes, antisemitische bekeringsboekjes en zendelingenboekjes zijn allemaal werken uit de tijd waarin kerken lokale gemeenschappen veel beter in de tang hadden. Via bijvoorbeeld eigen uitgevers konden zij de informatiestroom een stuk strakker regisseren dan nu het geval is. Het was toen dus veel makkelijker om voor ultieme vrijheid van meningsuiting te pleiten, informatie werd toch wel gekanaliseerd, al was dit maar omdat het technisch veel noodzakelijker was dan nu. Als in je kleine dorp de enige manier om aan informatie over de buitenwereld te komen via de lokale bibliotheek was, met haar beperkte opslagruimte en onder druk van de lokale geloofsgemeenschap, dan kon je al snel niet meer om een superioriteitscomplex heen.
Dat de werken van de tentoonstelling juist nu nog zo relevant zijn, laat misschien niet eens per se een ongemak met het verleden zien, als wel een hernieuwde zoektocht naar duiding. De ongekanaliseerde toestroom van en vergemakkelijkte toegang tot informatie die deze tijd kenmerkt, zorgen voor problemen die nog geen concrete oplossing hebben. Via de internetgigant Bol.com worden bijvoorbeeld anti-vaccinatieboeken niet alleen aangeboden aan het grote publiek maar ook nog gericht geadverteerd en het Huis van het Boek heeft er voor de Foute Boeken?-tentoonstelling met gemak salafistische lesboekjes kunnen inkopen.
Al deze teksten vallen volledig binnen de vrijheid van meningsuiting en iedereen heeft het volste recht om ze te kopen en te verkopen. Echter, de komst van de geautomatiseerde lopendebanddistributie van Bol.com en het gealgoritmiseerde advertentiesysteem van deze site zorgen er wel voor dat er geen kritische rem meer is. Vroeger bleven ideeën als anti-vaccinatie en salafisme makkelijker binnen hun marginale groepen. Nu kunnen ideeën anoniem door het online publicatie- en productieproces heen waardoor er uit deze problematische ideeën plotseling commercieel gewin te behalen valt.
In deze zin kan de tentoonstelling worden gezien als een historisch overzicht van de verschillende vormen waarin kennis door de jaren heen institutioneel gekaderd is. De ruimte met racistische kinderboekjes en zendelingenverhalen representeert hier een tijd waarin lokale gemeenschappen opkeken naar de centrale autoriteit van de kerk of de staat in het vormgeven van de grote onbekende buitenwereld. De volgende ruimte met nazipropaganda kan gezien worden als een tijd waarin de staat, door het opkopen en aan banden leggen van alle distributievormen van informatie, heeft getracht de enige bron van informatie te worden.
De ruimte over man-vrouwpatronen is een interessante. Hier wordt hetzelfde soort kleinburgerlijke conservatisme getoond als in de eerste ruimte, maar de pompstationspornoboekjes weerspiegelen ook de ondermijning van deze moraal en de beweging naar onze vrijere informatiesamenleving. De laatste ruimte, waarin bezoekers tekstuitingen kunnen uitscheuren en van commentaar kunnen voorzien, representeert de huidige zoektocht naar hoe we vat kunnen krijgen op al deze informatie nu die vrijelijk rondzweeft in de publieke ruimte.
Dit historische overzicht geeft ook inzage in iets wat een constante lijkt te zijn in de manier waarop kennis en informatie vormgegeven wordt: een terugval op moralisme. De racistische en seksistische boeken uit de tentoonstelling werden veelal gemaakt om de illusie hoog te houden van een zedelijke microkosmos waar het kwaad buitengehouden werd – of dit nou via de nobele Westerling tegenover de Afrikaanse wilde, een traditioneel man/vrouwpatroon of de half-goddelijke en wildgespierde Ariër was. De menselijke neiging tot ongecontroleerde vormen van geweld, verslaving, seksuele drift of haat wordt in al deze boeken op een veilige afstand gehouden. De overdaad aan kinderliteratuur die er op de tentoonstelling te zien is, illustreert dit: op kinderen kun je immers je eigen hang naar veiligheid en bescherming projecteren.
In huidige goed/fout- en goed/slecht-debatten wordt hetzelfde kindertrucje toegepast. De constante roep om ‘de kinderen!’ te beschermen tegen anti-ZwartePiet-protestacties alsof ze een oorlogstrauma te wachten staat bij een eventuele blootstelling illustreert dit perfect. De illusie van de pure en tere kinderziel wordt hier opgeworpen als schild tegen een onwelgevallige opinie van buitenaf. Op de progressieve kant van het politieke spectrum zien we hetzelfde, met kinderen die steeds vaker worden ingezet in het verkondigen van politieke ideeën – bijvoorbeeld bij D66 en de VPRO.
Ook hebben de internationale media succesvol een productielijn opgeworpen van lieflijke feel-good diversiteit, waarbij iedere door de commercie naar voren geschoven coming-out, zwart rolmodel of vrouwelijk herkauwsel van een superheldenfilm met pseudo-sociologische precisie wordt ontleed en tot feestje van de zelfbevestiging wordt gebombardeerd. In combinatie met een groeiende intolerantie voor kritisch commentaar dienen deze cultuuruitingen tot het creëren van eenzelfde soort schijnutopie als de vroegere zendelingenlectuur of bekeringslectuur.
Buiten de centrale vraag over wat wel en wat niet meer kan, is het interessant om door het museum te lopen en je af te vragen waarom we toch zo’n prangende behoefte hebben een strenge morele scheidslijn aan te brengen en constant opnieuw uit te vinden. De vele moeilijke en ongemakkelijke discussies rondom de verspreiding van onjuiste informatie, achterhaalde mensbeelden, enge ideeën of slechte filmadaptaties die het huidige klimaatdebat kenmerken lijken voor veel mensen een reden tot een vlucht in hernieuwd puurheidsidealisme.
De Foute Boeken?-tentoonstelling laat helaas zien dat dit vaak gepaard gaat met een verminderde tolerantie naar de buitenwereld, tanend vermogen tot kritisch denken en een industriële hoeveelheid aan zelfbevestigende en kritiekloze meuk. Het is daarom vooral te hopen dat individuele schrijvers of producenten die moeite doen te reflecteren op het slechte en pijnlijke in de mens niet het slachtoffer worden van dit maatschappelijke bezinningsdebat.
De Foute Boeken?-tentoonstelling is tot 1 maart te zien in het Huis van het Boek in Den Haag